Ik heb best veel spitsuren in treinen doorgebracht. Zo’n negen jaar op doordeweekse dagen. Zelfs een paar jaar in de eerste klas, wat voor even leuk is, maar uiteindelijk net zo’n kooi als een hypotheek met personeelskorting. Treinreizigers in de spits hebben dezelfde haast als automobilisten in de spits: naar binnen wringen als er nog volk uit moet is het equivalent van gas geven bij een bevolkte zebra. Eenzame blikjes Heinekenbier horen ook bij de spits. Al tijden heb ik in de spits niks meer te zoeken en sindsdien ontmoet ik een ander deel van de bevolking, zoals de mevrouw die in de zak van haar lange jas een zakje Lays naturel had gestopt en iedere keer dat ze daar wat uitgraaide chips op het perron morste. Later, in de trein, zag ik dat ze ook sleutels, lippenstift, een wasknijper, armbandje en snoepwikkels in die jaszak had. Zondagochtend was ik zeker dertig bladzijden verder in Blauwe maandagen toen er pas mensen in mijn buurt kwamen zitten, om precies te zijn tegenover me. Hij in een lange zandkleurige regenjas, zij met keurig gesloten knieën en een klein boekje van Christian Siméon, Les eaux Lourdes. ‘Moet je dat lezen voor toneel?’ vroeg de zandkleurige jas. Zij knikte zuinig. Aan de andere kant van het gangpad hetzelfde laken en pak: hij in een lange zandkleurige regenjas, zij in keurige dameszit. Ik gokte: vier keer rondom de pensioengerechtigde leeftijd, twee auto’s voor de deur, maar naar het Concertgebouw is dat te duur. Ik wist: dit is Breukelen of Abcoude. Het was Breukelen. Te Breukelen en Abcoude leer je hoeveel zand er is.
Buitenspits
Voeg toe aan je favorieten: Permalink.