Déjà vu

vdIk begon mijn werkende carrière bij Vroom&Dreesmann. Een personeelsdame die leek op de lerares Duits die al honderd jaar dezelfde repetities gaf, stelde keiharde vragen. Ik moest naar Utrecht voor een hoofdrekentest, die niet meeviel. Omdat het vakantietijd was dacht ik aangesteld te worden op de tijdelijke schoolspullenafdeling, maar ik moest naar het restaurant, waar ik een kittig leverkleurig jurkje aankreeg met diagonaal over mijn ontluikende lijf ‘bon appetit’ in drie talen gedrukt. Het was de tijd van Arie van der Zwan, die als eerste niet-Dreesmann het concern kortstondig leidde en het mes er diep instak. Je kon er nog terecht voor een afwasborstel en een potje schoensmeer. Het restaurant was de enige afdeling in de zwarte cijfers. Ik voelde trots, maar als ik met de geldetui de roltrap afging op weg naar de kas om biljetten te ruilen voor rollen kleingeld golfde de paniek van samenscholende medewerkers me tegemoet. Het kon, het was rustig. Ik herinner mij een chef gordijnen, dicht bij het restaurant, met twintig dienstjaren die naar Utrecht overgeplaatst dreigde te worden. Groter onrecht was nauwelijks denkbaar, leerde ik. Utrecht was acht kilometer verderop. Bij de personeelsuitgang was een rode knop waarop iedere werknemer moest drukken. Ging het alarm af, dan mocht de portier je tas en jas inspecteren. Lang dacht ik dat die knop was opgehangen vanwege de saneringen en de onrust. Later ontdekte ik dat werkgevers hun werknemers altijd wantrouwen. En dat werknemers dat omgekeerd alleen doen als er ontslagen vallen.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.