Stekels

rioolbuisIk vroeg waar ze vandaan kwamen, de werklui met hun schoppen en kraantjes en t-shirts zonder bedrijfslogo’s. Ze noemden dorpen in mijn geboortestreek. Ik dacht het al aan uw accent te horen, zei ik tegen de man met de zangerige piepstem en weinig voortanden. Hij droeg een vuile driekwart sportbroek die zijn kuiten bloot liet. Een hippe onderbroek met witte letters in de brede wijnrode band en figuurtjes in de stof piepte er bovenuit, maar voorkwam niet dat de bilspleet en belendende stukken wit vlees soms zichtbaar werden. Hij vroeg waar mijn oorsprong lag. Ik noemde de plaats. Dan ken je dokter T wel, zei hij. Daar kwam hij vroeger altijd, dat was familie. Ik vroeg of hij de oude T bedoelde, of de jonge. Hij leek verbaasd dat ik de oude nog had gekend. Die altijd uit zijn Amerikaanse slee rolde, zei ik. De jonge T had ik helemaal niet gekend, toen was ik al weg. Hij vroeg mijn achternaam en toen bleek dat hij mijn neef kende, en mijn broer, en mijn oude achterburen en mijn nichtje, die met zijn dochter uitging. Ik ken ze allemaal, zei hij, het boerenwereldje is klein. Toen vroeg ik zijn achternaam, en er begon iets te dagen, hij noemde de plaats en de weg en vaag zag ik de vuile boel weer voor me, zonder bomen om de gebouwen, met altijd stekels tussen de suikerbieten, vaak meer stekels dan suikerbieten, en trekkers en werktuigen buiten, verroest, met gras begroeid, half uit elkaar. Ik dacht nooit aan een boerderij, omdat iedereen het ‘de vuile boel’ noemde. Deze man die daar geboren was, was de eerste die de boel een boerderij noemde en dat was het natuurlijk ook. Hij was er een van zeven, opa en oma besloten dat hij geen boer mocht worden,  zijn oudere broers werden boer, die konden ook goed leren, maar hij niet. Zo ging dat vroeger, zei de man, toen had je het niet voor het zeggen. Het was niet goed, zei hij, die bemoeienis. Zijn moeder had zich verhangen. Hij was toen negen, zijn jongste zusje vier. Ze hadden elkaar een tijd niet gezien, de broers en zussen, iedereen had overal gezeten, maar dat was later weer goed gekomen. Er werd veel over gepraat, zei hij, over wat zijn moeder had gedaan, dat was toen een groot schandaal op het eiland. Nu is dat heel anders, zei hij. Dat betwijfelde ik, maar ik zei het niet. Hij sjorde aan zijn sportbroek, klom de kraan weer op en joystickte wat grond uit de sleuf.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.