Ik zag mijn oranje broek in de spiegeling van de ruit van de trein en ik dacht aan de vrouw van een week geleden op de rand van de waterpartij tegenover het paleis van die koningin die er maar niet mee ophoudt waardoor iedereen medelijden heeft met haar zoon die straks pas echt kan gaan werken als zijn vrienden al dik met pensioen zijn, die mij vroeg om een foto van haar en haar vriendin te maken. Ze gaf me haar iPhone en ik maakte een foto en liet die zien en toen maakte ik er nog een en die vonden ze goed, de dames. De vrouw zei dat ze niet zomaar aan iedereen haar telefoon gaf en ik zei dat ik dat snapte, mij vond ze er wel betrouwbaar uit zien, ik zei dat ik inmiddels een enorme verzameling telefoons had, ze lachte en ze vond mijn accent grappig en ze vroeg waar ik vandaan kwam en ik noemde het land en toen zei die vriendin: vandaar die oranje broek. Zelf droegen ze dunne, beige zomerbroeken van een onkreukbare stof. Ik vergat te vragen waar zij vandaan kwamen, want met hun accent was ook wel iets aan de hand.