Taal

taalIk hoorde Peter Terrin zeggen dat het fijn was dat recensenten het boek tegemoet kwamen. Ik had een paar recensies gelezen. De recensenten waren lovend over zijn nieuwe boek Monte Carlo. Taal. Ik was bezig een nieuwe taal te leren. De staketsels van een website waren ook een soort land waarin je je verstaanbaar moest maken. Ik kende nog maar een paar woorden. Van de grammatica had ik nog weinig kaas gegeten. Het was veel proberen en mislukken en weer wat proberen en weer mislukken en soms lukte er iets wel. Ik dacht aan mijn leraar Frans in de eerste klas van de middelbare school. Wat hij en zijn collega’s zes jaar lang gingen doen, baste hij, die paar schamele uren per week die de grote wijsheid besloten had ons en hem te gunnen in de edelste taal, konden niet opwegen tegen een zes- of zelfs driemaandse onderdompeling in het moederland van het Frans waar wij van ieder woord Nederlands verstoken zouden zijn. De barsheid van deze man had mijn elfjarige hart laten schrikken, maar al snel wist ik dat hij gelijk had, helemaal toen na hem drie jaar lang een veel te aardige, bange lerares Frans, die iedere les onderwerp van spot was in plaats van van de taal, het stokje van hem overnam. Veel later dacht ik: waarom deden ze dat niet gewoon, ons een half jaar naar Frankrijk sturen, naar Duitsland, naar Engeland, naar zee, naar een opgraving, naar een laboratorium, een fabriek, naar de mannen die hun laarzen en maten verzwolgen hadden zien worden in de loopgraven bij Ieper? Terrin verkocht als jongeman marmer aan Engelse architecten, vertelde hij, een vriend had hem De donkere kamer van Damocles van Hermans meegegeven voor de saaie avonden op hotelkamers. Toen hij het boek uit had, ging hij naar zijn baas en zegde zijn baan op. De rest was geschiedenis.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.