Tempel

tempelIk koos in de achterste coupé de plek naast de man met het F-petje maar zonder bierblik, type it-medewerker bij een bank. Tegenover me een meisje, jaar of veertien, met de zwarte versie van de supporterssjaal en een jongen, jaar of elf, met de rode uitvoering onder zijn jas verborgen. Een lange bamboestok met opgerolde vlag waaromheen een postelastiek rustte tussen de knieën van het meisje. De twee keken op de telefoon van de jongen, toen tikte het meisje op de knie van de man naast me, ze had zichtbaar een briljant idee: pap, als wij ons diploma krijgen, hang je dan de Feyenoord-vlag uit? De man bromde wat, de jongen vroeg aan zijn zus: als ik TL kies, zijn we dan tegelijk klaar? Het meisje knikte. Ik stapte over in een trein met negentig procent jongens en mannen, ik vroeg mij af of de jaren vijftig zo gevoeld moeten hebben voor een vrouw. Ik was ruimschoots voor het afgesproken tijdstip bij poort 41. Ik telde acht frieterieën, vier fanprullariastands, twee politie te paard, wat ME-busjes, politiemotoren werkloos in keurige slagorde. De letters van de ter ziele gegane bank-verzekeraar spanden nog om menig fanlijf. De zon brak door. Mijn neef gaf mij de seizoenskaart van de veearts, we gingen door een puik staaltje hekwerk, een man in fluorescerend geel zei dat ik mij bij de vrouwelijke steward moest laten fouilleren, maar die was druk en mijn neef zei: kom, we liepen door, ik zei: de menselijke factor blijft in elk systeem altijd de interessantste. Zoals bij iedere religie waren ook hier vaste liederen, die meer of minder goed werden meegezongen, werd er op vaste momenten opgestaan, was er vraag en antwoord met een niet onverdienstelijke choreografie van de armen en ging op saaiere momenten Mentos rond. Op de tweede ring hing een spandoek ‘Wij zijn Rotterdammers Wij houden vol’. Het begon, we zagen klutsvoetbal, en toen het bijna rust was bij 1-1 en ik nog eens keek was het spandoek weg. Het verbaasde me dat op de prachtige, naar binnen hellende dakrand geen plasmaschermen lagen waarop ik nog eens rustig kon bekijken waarom de jongens voor mij zich in een milliseconde een bijna-hersenbloeding schreeuwden. Misschien was bij Opel het geld ook op. De vrouwen om mij heen lieten zich minder meeslepen, ik hoorde nuttig advies: de bal moest de vrije ruimte in, het moest nodig 3-1 worden (op een moment dat het 2-1 was en de 2-2 ernstig in de lucht hing). Ondanks het geklutst werd het 5-1, dankzij een paar slimme spelhervattingen, ik zei tegen mijn neef: het is als het huidige leven, matig werken en toch succes, ik gaf inmiddels high fives, bij de laatste doelpunten had ik al zachtjes geluid gemaakt, ik was blij, ik leerde snel. Na het laatste fluitsignaal werd, misschien afgekeken van Rome, nog iemand heilig verklaard. Mijn neef zei: rond de winterstop verwensten we hem nog naar hele verre oorden. Om mij heen werden handen geschud, tot volgend seizoen en een fijne zomer, heel even waande ik me op een kantoor voor de kerstvakantie.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.