Ik had de stoffeerderij op internet gevonden. Stoffeerderij Maria werkte vanuit huis en dat voelde goed. Ramona reageerde ook direct op mijn vraag om een prijsopgaaf en aan de achternaam te zien was ze Roemeens en toen ik langsging om de stof uit te zoeken, gewoon in een klein woonhuis in zo’n doolhofcomplex uit de jaren tachtig in de buurt van het Hofplein, trof ik Maria in een duster en ook een klein meisje van bijna drie, in pyjama. Het was half tien op een maandagochtend. Maria sprak Nederlands met een Roemeense tongval, maar mijn en haar woordenschat kwamen lang niet overeen, dus het was een beetje puzzelen. Terwijl ik door de stofstalen ging, ontdekte ik dat Maria de stoffeerder was, dat zij twaalf jaar in Rome in een stoffeerderij had gewerkt, dat haar dochter Ramona een succesvol advocate in Den Bosch was die onder Ceausescu perfect Engels had leren spreken op de universiteit, het enige dat goed was in die tijd, voegde Maria eraan toe, en dat het kleine meisje Ramona’s dochter was, Maria’s kleindochter dus en dat Maria twee dagen op haar paste en dat de andere grootouders dat ook deden, twee dagen. En dat Ramona zwanger was, acht maanden, dus dat ze weleens wat vergat, bijvoorbeeld dat ik vanochtend stof zou komen uitzoeken. Maar het was geen probleem, zei Maria in haar lichtroze duster. Ik koos de stoffen: paars voor de leunstoelkussens, industrieel grijs voor de stoelzittingen. Die stoelzittingen had ik meegenomen, de kussens niet, die waren stokoud, die moesten helemaal nieuw, dacht ik. Ik had de maten in een tekening gezet. Maria vroeg of ik de kussens toch kon brengen, dat het voor haar fijn was om te zien hoe het ooit was en ik bracht ze twee dagen later, Maria had nu een hypermoderne joggingbroek aan en een dito vest, en ik zei dat de kussens wel heel erg oud waren en ingezakt. En nu belde Ramona en die zei dat haar moeder de kussens uit elkaar had gehaald en dat er patentveren in zaten en dat die heel goed waren voor de kussens, beter dan koudschuim. Er zat ook stro in, zei ze, dat was oud en stonk, maar haar moeder zou dat eruit halen en dan met nieuw materiaal opvullen en dan een laagje schuim eroverheen en dan de stof. Ze vroeg of dat goed was. Ik had nog nooit van patentveren gehoord maar ik hield daar wel van, om niks weg te gooien dat nog goed was, dat zelfs beter was dan iets nieuws; om onzichtbaar, maar voelbaar iets heel ouds in die kussens te bewaren. De stoel zelf was tenslotte ook oud.