Ik vroeg wat ik toen ook alweer gezegd had. Ik zat aan een robuuste houten tafel op de tweede verdieping van een smaakvol ingericht nieuw huis in een grote nieuwbouwwijk ergens in het midden van het land. ‘Dat ik maar een eitje moest gaan bakken,’ zei mijn neef. Ik herinnerde het me weer. Mijn neef was een jaar of acht, negen en ik studeerde net. Hij kwam logeren in mijn studentenkamer. Ik had hem per trein opgehaald. Hij zou alleen terugreizen. Mijn neef kon die eerste nacht van de logeerpartij de slaap niet vatten. Dat kon hij trouwens nog steeds niet de eerste twee nachten in een nieuwe omgeving, zei hij. Hij lag op een matras die ik van een andere student geleend had op de grond van mijn krappe kamertje, het was een uurtje of twee, ik lag nog een film te kijken met het geluid heel zachtjes, toen ik merkte dat hij wakker was. Hij zat ermee dat hij niet kon slapen. En toen had ik dus gezegd: nou, dan gaan we toch een eitje bakken. Dat wist hij nu, ruim twintig jaar later, nog. Toen had hij het absoluut bizar gevonden. Je ging niet om twee uur ‘s nachts een eitje bakken. Hij had het zijn ouders nooit zien doen. En bij zijn vriendjes zou ook niemand om twee uur ‘s nachts een eitje gaan bakken. Dat was raar. ‘Maar,’ zei mijn neef, ‘een jaar of vijf, zes later, toen ik zeker wist dat ik anders was dan de andere jongens in mijn klas en op het dorp, moest ik daar nog vaak aan denken. Er was kennelijk geen rotsvaste definitie van wat raar was.’ Aan tafel ging ondertussen de vraag rond wie de imaginaire pil, die je van homo in hetero kon veranderen, graag gehad zou willen hebben. Eén jongen zei dat hij het tot een jaar of vijf geleden wel gewild had. De andere vijf jongens keken hem verbaasd aan. ‘Dan was het allemaal een stuk makkelijk geweest,‘ verdedigde hij zich, ‘en dan had ik nu misschien wel grote kinderen gehad.‘ Hij reikte met zijn hand naar een hoogte die een kind van een jaar of tien verbeeldde. Ik wist dat ouderen discussieerden over de euthanasiepil, dat homo’s een dergelijk debat over de ‘veranderpil’ hadden was nieuw voor me. Ik zei: ‘het is wel grappig dat de enige twee hetero’s aan deze tafel niet de vraag krijgen of ze een veranderpil hadden willen hebben.‘ Toen was het even stil en toen ging het weer over de sportschool. Dat was het kloppend hart van deze wijk. Een instructeur had over mijn neef gezegd, toen hij bezig was dertig kilo te drukken (wat een gewicht voor watjes was, begreep ik), ‘dat ze er zo mooi oplagen.’ Ik zei: ‘Dat is een familietrek.’ Toen keken ze naar mij en ik zag dat niemand dat geloofde.