Zintuigen

mensenDe oudste van de tweeling streek over de stof van mijn rokje. Mooie kleuren, zei ze. Toen legde ze haar linkerhand op mijn knie waaromheen een paarse legging. ‘Hé,’ zei ze. Ze bracht haar rechterhand naar de legging van haar moeder die drie knieën verderop zat. Met haar ene hand wreef ze over mijn been, met haar andere over die van haar moeder. ‘Ja,’ stelde ze stellig vast, ‘ze zijn hetzelfde, mijn linkerhand voelde hetzelfde als mijn rechterhand.’ Ze toonde mij haar handpalmen. ‘Maar die van mama is blauw,’ zei haar zusje.

Schaamte

Ik kon de bulgur van Zonnatura nergens vinden. De Albert Heijn-jongen liep met me mee. ‘Hier stond het altijd,’ zei ik. Zijn blik gleed grondig over het schap, toen schudde hij zijn hoofd. ‘Vaak,’ hij had zijn stem iets gedempt, ‘krijgen wij rechtstreeks van het hoofdkantoor een schapplan en dan zetten we alles neer zoals op het plaatje. En dan kan er zomaar een product zijn weggevallen.’ ‘En nu?’ vroeg ik. Hij dempte zijn stem nog iets, alsof hij zijn eigen woorden niet wilde horen. Ik kon bij de servicebalie een formulier vragen waarop ik mijn klacht kon invullen en dan zou dat naar het hoofdkantoor gaan. Ik was bij een bank. Er moest iets van waarde naar een speciale afdeling in een andere stad. De vrouw die me goed geholpen had met de formulieren zei (en ik zag dat ze er moeite mee had dit te zeggen): ‘U moet het wel zelf opsturen. Wij hebben geen waardetransport meer.’ ‘Een bank zonder waardetransport?’ riep ik uit. We stonden in zo’n open ruimte, die evengoed voor de ticketservice op een treinstation kon doorgaan. ‘Er is al zoveel verdwenen,’ zei ze. Kon ze me een waardetransporteur adviseren? Ze schudde haar hoofd. ‘Het spijt me.’ Ze durfde me nauwelijks nog aan te kijken.

Ongewis

doodEr zou een oma doodgaan. Wanneer wist niemand. De dokters konden haar niet meer beter maken. De oudste van de twee broertjes hoopte dat er niet te veel gehuild zou gaan worden straks. Ook wilde hij zijn oma, zodra het leven uit haar was, niet meer zien. Kon hij er zeker van zijn dan hij, in het crematorium bijvoorbeeld, niet toch per ongeluk een glimp van haar zou opvangen? En ook de oven, op het moment dat de kist erin ging, hoefde hij niet te zien. De jongste dacht door het droeve nieuws aan zijn eigen dood en vooral hoe het erna zou zijn. R luisterde geduldig aan de telefoon, gaf ze de informatie die ze nodig hadden. Het was al tegen middernacht. Dat gaf niks, het was herfstvakantie. Over zulke dingen leerde je bovendien niet veel op school.

Woensdag

bierZette ik mijn handen volgens opdracht op schouderbreedte, dan tikte ze die iets dichter bij elkaar. ‘Je bent geen bodybuilder.’ Moest ik mijn knieën op heupbreedte brengen, dan begon ze te lachen. ‘Sinds wanneer heb jij Surinaamse heupen?’ Omdat Renate vakantie had, nam Christa mij onder handen. Frisse vreemde ogen. ‘Schromelijke zelfoverschatting’ luidde de diagnose. Verkwikt nam ik afscheid van Christa. In de buurt van de standplaats van de falafelkar, waar al drie weken geen falafelkar meer staat, liep een oude man met een geel Heinekenkratje in zijn rechterhand. Cadmium, schoot door mijn hoofd, jaren geleden verboden. Nog langer geleden kocht mijn moeder één keer per jaar zo’n geel krat, in de drukke verjaardagsmaand, bruine flesjes. Een vriend van mijn ouders had zich vanwege zijn voorliefde voor de inhoud van die bruine flesjes twee keer in de kreukels gereden. Het krat in de hand van de oude man oogde niet bejaard. Het was een half kratje, een soort boodschappentas voor twaalf flesjes, ik hoorde ze rammelen.

Stoep

broccoliJe kunt nergens meer naar toe, zei de buurvrouw, daar zijn overstromingen, daar is het 50 graden, daar zijn onlusten. Nu ging ze naar Zuid-Afrika. De buurman van de andere kant vroeg of wij de kaart met ‘proficiat Jan’ in de bus hadden gedaan. Ik dacht aan het etentje waarvoor hij ons een jaar geleden had uitgenodigd wat zijn verjaardagsfeestje bleek te zijn. Nee, zei ik, niet onze kaart. 78 was ie geworden, hij ging nog zeker tien jaar mee. Kreeg uitnodigingen voor lezingen in Boedapest, Brno, Boekarest, Washington. Wat is je specialisme ook alweer? vroeg ik. Bloed, zei hij, klinisch. Met voeding was hij ook bezig. Dat Albert Heijn nu reclame maakte voor groente, daar zat hij achter. Ik wachtte tot hij begon over een of ander conflict met een groep artsen. Altijd waren er wel ergens eigenwijze artsen die niet naar hem luisterden. In het voormalige Oostblok en ook bij onze zuiderburen ontvingen ze hem met open armen. Neem atriumfibrilleren, zei hij. Die artsen blijven maar pillen voorschrijven, terwijl ze gewoon moeten zeggen: heeft u last van hartritmestoornissen, laat dan de dagelijkse alcohol staan. Dan zijn de meesten er zo van af. Maar dat doen ze niet, de boeven.

Doof

jumboBij Jumbo hadden ze iets nieuws, detectiepoorten. Ze stonden bij de kassa, direct na het pinapparaat. Toen ik er met mijn volle groentevriendentas doorheen liep om de soyamelk, bulgur, kappertjes en roti-wraps in te pakken, ging de poort piepen en oplichten. Tl-achtig licht. Als je het licht wegdacht, leek het op correct inchecken bij de trein en metro. Ik liep weer terug om af te rekenen. Opnieuw kabaal. Interessant, zei ik. Ik bewoog nu alleen mijn portemonnee in het poortgebied. Weer gepiep en lichtsignalen. ‘Waar is ie op afgesteld?’ vroeg ik het kassameisje. ‘Tja,’ zei ze, ‘ik weet het ook niet, labels geloof ik.’ Toen ik bij Etos binnenliep weer gepiep. Ik zei: ‘uw winkel lijkt wel een metrostation.’ ‘Daar gaan we tegen vijf uur ’s middags niet meer moeilijk over doen,’ zei een mevrouw in een blauwe Etos-blouse. Ik rekende een lippenbalsem af, zette de poorten weer in staat van alarm en liep naar huis. Volgens R kwam het door de chip die contactloos betalen mogelijk maakt. Ik zei dat ik die nieuwe bankpassen al een maand of acht op zak had. Was ik acht maanden lang niet in winkels met poortjes geweest?

Herfst

groentemanAl aan het begin van het parkeerterrein hoorde ik dat er iets aan de gang was. Zonder versterkte muziek kon niks meer bestaan. Voor de Gall&Gall zag ik de eerste kramen. Tassen, sjaals, potten honing, telefoonhoesjes, de gebruikelijke rommel. Een lint van kramen tussen de winkels. Bij de sigarenzaak zei de mevrouw die de krantenbijlagen een slag draaide, zodat ze de krant voor me kon dubbelvouwen, dat de slager voor het eerst tijdens een braderie leuk had gedraaid. Een braderie, dat was dit dus. Bij de groentevrienden kon aan een rad gedraaid worden bij aankoop van een tas vol groente en fruit. Ik vroeg de groentedochter om iets lekkers met de illusie van gezond. Ze pakte dadels gehuld in donkere chocola. Moet R morgen werken, zit ie nu te zwoegen? vroeg ze. Ze maakte een extra bakje met een verrassing. ‘Kun je beter nadenken’ stond erop. Terwijl ik wachtte gaf de groentevriend me een oliebol. Ik had vier dagen geleden voor het eerst mijn winterjas aangedaan.