Zelfverdediging

R heeft deze dag gevreesd. Als ik terugkom van dat waar hij zo bang voor is, zeg ik: ‘Pak mijn pols maar stevig beet, alsof je me wilt meesleuren.’ R pakt aarzelend mijn pols. Ik kijk hoe hij vasthoudt, zijn duim zit boven, ik buig mijn arm, hou mijn elleboog dicht bij mijn lijf en beweeg mijn hand naar mijn schouder. Los. ‘Nu andersom,’ zeg ik en laat hem mijn beide polsen vastpakken, maar nu met zijn vingers boven en de duim beneden. Ik draai mijn elleboog over zijn arm, maak zo eerst mijn sterkste arm los, ‘au,’ zegt R, ik doe hetzelfde met mijn andere elleboog en bevrijd ook die pols. Nu sta ik precies goed om met mijn sterkste hand uit te halen. Ik stop op tijd. ‘Altijd op het oor,’ heeft de trainer gezegd.

‘Ik ben bang voor je,’ zegt R.

’s Avonds is zijn angst drie millimeter gezakt. Ik ga op bed liggen en vraag hem om boven op mij te komen zitten, mijn benen liggen tussen zijn benen. ‘Doe maar of je me probeert te wurgen,’ zeg ik. Hij doet zijn best. Ik zet mijn voeten stevig op bed, duw mijn bekken omhoog, tegen zijn billen, en daar vliegt hij al naar voren, zijn handen verlaten mijn keel om zichzelf op te vangen. Nu beweeg ik mijn linkerarm om zijn rechterarm heen, druk die tegen mijn borst, zet ondertussen mijn linkervoet naast zijn rechterbeen, zeg hem zijn rechterhand even om te draaien, omdat ie anders zijn pols breekt, en rol hem, ik nog altijd met mijn bekken omhoog, van mij af. Nu zit ik bovenop hem. R kreunt. Ik strek mijn bovenlichaam, zet mijn handen op zijn heupen, duw mezelf weg. Vluchten, zeg ik, dat is altijd het devies.

Er komen nog drie lessen.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.