‘Moeten we nog naar de winkel?’ vraagt R. Het is een uurtje of vier. Ik zeg dat het afhangt van wat we gaan eten. Ik open de groentela. ‘Waar heb je trek in?’ vraag ik. ‘Paprika’s, rode bietjes of romanesco?’ Er zaten deze week ook nog zoete aardappelen in het groentepakket, maar die hebben we al op. ‘Wat ga je maken met die bietjes?’ vraagt R. Ik scan de recepten in mijn hoofd, bietjes en feta op een plaatpizza komt als eerste naar boven. R herinnert zich iets anders met deeg. Hij maakt van zijn handen een kom. ‘De quiche?’ zeg ik. Ja, die bedoelt hij. Het is een recept waarmee de jongste dochter van onze groentetelers die op kamers woont haar medestudenten blij maakt. Ik zoek het recept op. Rode uien? Ja, die heb ik. Bladerdeeg? Ligt in de vriezer. Rozemarijn? Staat op het voorbalkon. Balsamicoazijn en honing? Altijd in huis. Eieren? Idem dito. Feta of geitenkaas? Ja, de helft van de feta die we eerder deze week aten, is nog over. Slagroom? Nee, maar wel een restje crème fraîche en een volle beker dikke Griekse yoghurt. ‘Voor de maaltijd hoeven we niet naar de winkel,’ zeg ik.
Ik ga nog een stukje schrijven en begin dan met de zes bieten, ruim zeshonderd gram, die moeten een uurtje poffen in de oven. Dan ontdooi ik vijf plakjes bladerdeeg, stapel ze op elkaar en rol ze op een met bloem bestoven aanrecht uit tot een mooie lap en leg die in een licht ingevette quichevorm. Zodra de bietjes gaar zijn, kan de quichevorm met het deeg en daarop een blinde vulling een kwartiertje de oven in. Ondertussen snij ik de rode ui in halve ringetjes, rits ik de rozemarijnnaaldjes van de tak en hak ze grof, en ontdoe ik de gepofte bietjes in koud water van hun velletje waarna ik ze in blokjes snijd. Dan fruit ik de ui, en als die glazig is, kunnen de rozemarijn, de bietjes, een eetlepel honing en twee eetlepels balsamicoazijn erbij. Ik roerbak alles een paar minuten op hoog vuur tot het vocht verdampt is. Ondertussen haal ik de blinde vulling van de quiche laat het deeg in de oven nog een minuut of acht lichtbruin worden. De feta prak ik met een vork in kleine brokjes.
Dan haal ik het deeg uit de oven, verdeel het bietenmengsel over de bodem. In een kom klop ik de twee eieren, de crème fraiche en de yoghurt tot een glad mengsel en giet dat voorzichtig over de bietjes. Tot slot verdeel ik de feta er overheen en schuif ik de taart terug in de oven. 35 minuutjes.
We gaan aan tafel. Ik snijd de gare taart in vier stukken. Hij is goed gelukt, stevig, het deeg kleeft nergens aan bodem of rand. We beginnen te eten. Als we allebei ons tweede stuk op hebben, kijkt R met zijn mes en vork nog in zijn handen naar zijn lege bord en dan naar de lege schaal: ‘Op, alles is op.’
‘Dit was een recept voor vier personen,’ zeg ik.