Vriendin Z is bij mij. Ze heeft haar fiets, waarvan ik de achterband al drie keer tevergeefs geplakt heb, gebracht, morgenochtend zal ik die naar de fietsenmaker brengen, hier vlakbij, er moet nodig een nieuwe buiten- en binnenband op. Ze wil graag leren fietsen, langzaam beteugelt ze haar angst om te vallen, maar dat ene been dat zo verschrikkelijk kapot is geweest en de nieuwe heup mogen niet nog een keer kapot.
Ze wil nog iets laten repareren, zegt ze, iets in huis. Ze betaalt voor de reparatieservice van de woningbouwvereniging, dus kan ze op de woningbouwsite een reparatieverzoek doen. ‘Je kunt het prima zelf,’ zeg ik en geef haar mijn laptop. Ze typt haar postcode en huisnummer in. Ze verklaart dat ze niet verkouden is, geen keelpijn heeft, ze klikt aan ‘in huis’, daarna moest ze een ruimte kiezen. Badkamer? Of toch toiletruimte? Dat is bij haar één. ‘Wat is het probleem?’ vraag ik. Iets met de douchekop, de douchekraan, het is me niet helemaal duidelijk. ‘Doe maar badruimte,’ zeg ik. Dan weer keuzes. Gaat het om de ramen en deuren, om de wastafel, om de kranen en leidingen? ‘Kom,’ zeg ik. We lopen naar onze badkamer. Z pakt de douchekop. Ze schroeft de slang los van de kop. Ze zegt dat ze eerst dacht dat het probleem in die koppeling zat, maar het is de slang zelf, waarschijnlijk een lek precies op de rand.
We lopen weer terug naar de laptop, ze kan een foto van het probleem uploaden, maar we zijn niet in haar huis en in mijn badkamer is geen lekke slang. Als we bij het laatste veld komen, het vrije veld voor een toelichting, geeft ze de laptop aan mij. Of ik daar wil typen. Ik schrijf over de kapotte slang. Dan geef ik de laptop weer terug aan Z. Ze kan een reparatiedag en -tijdstip kiezen. Ze kiest volgende week dinsdag.
Als ze helemaal klaar is, komt de vraag ‘Wilt u nog een reparatieverzoek indienen?’ ‘Ja.’ Ze lacht. Ik kijk haar vragend aan. ‘Mezelf,’ zegt ze. Dan geeft ze de laptop terug.