Sinds mijn broer en schoonzus na een jarenlange behandeling in België weer met de regelmaat van de driemaandelijkse klok in het grote Rotterdamse ziekenhuis komen, doen ze mee aan een onderzoek. Het gaat om de belasting van de ziekte die in het hoofd van mijn schoonzus zit. Zowel de patiënt zelf als de partner vult in hoeveel last zij of hij van de ziekte heeft: op een schaal van 1 (weinig) tot 10 (heel veel). Mijn broer vertelde dat hij vandaag een 9 had ingevuld en dat de arts toen zei: nou, dat is nogal wat. ‘Tsja,’ had mijn broer gezegd, ‘iedere minuut van de dag is de last er, behalve als ik slaap. Zou ik niet slapen, dan zou ik 10 invullen.’ Ik vroeg hoe hij dat deed met de lijst van mijn schoonzus, haar hand kon geen formulier meer invullen en ook al wist ze heel goed wat ze wilde zeggen, steeds vaker ging het mis met de vertaalslag. Meestal schudde ze dan haar hoofd en zei ze dat ze het niet meer wist. Als het heel erg tegen zat, vloekte ze luid en duidelijk. Mijn broer zei dat hij haar lijst ook invulde. Of ze hoofdpijn had gehad, of ze was gevallen, hoe het met de eetlust zat, alles wist hij. ‘En welk cijfer vul je dan voor haar in bij die last?’ vroeg ik. ‘Een 8,’ zei mijn broer. ‘Ze zit minder met de dingen dan ik, en de meest recente drama’s vergeet zij toch.’