Moord

De merel heeft drie jongen. Ik herken ze aan hun gebedel en aan hun warm bruine verenkleed, lichter dan een volwassen vrouwtje. Vader merel heeft iets gevonden in de vijver. Nu ligt het op de tegel naast de vijver. Hij pikt onophoudelijk in zijn prooi, bij dat pikken beweegt hij zijn snavel van links naar rechts waardoor de prooi iedere keer een beetje wordt opgetild en op een andere zij terecht komt, als een worstje dat langzaam wordt gewenteld op de barbecue. De merel slikt het opgepikte vlees niet door, maar verzamelt het in zijn snavel. Soms lijkt de prooi op een muisje met een dikke staart, maar muisjes glimmen niet. Ik pak de verrekijker. Ja, het is al wat ik dacht, een salamander, misschien geen volwassen salamander maar een tiener. De prooi is nog te groot om er mee te vliegen, de merel zit in tweestrijd. Als hij naar zijn jongen gaat om ze zijn snavel aan te bieden, die puntzak vol vlees, dan moet hij de prooi even de rug toekeren. Dus sleept hij de prooi met de punt van zijn snavel, de enige plek waar nog geen salamandervlees zit, naar de rand van de grote bloembak en voert daar zo goed en zo kwaad als het gaat zijn jongen zonder de salamander of wat daarvan over is, uit het oog te verliezen.

Dit alles gebeurde zaterdag.

Vandaag zegt R: ‘Ik zag net iets heel ergs gebeuren.’ ‘In de tuin?’ vraag ik. Hij knikt. ‘Kom maar op,’ zeg ik. ‘Er was net een koolmees, of een pimpelmees,’ dat verschil ziet R nog niet zo goed, ‘en die joeg op een oranje vlinder, en toen vrat hij die vlinder op.’

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.