Oma’s

Oma was dood. Niet mijn oma – mijn oma’s zijn al heel lang dood –, de oma van mijn nichtjes, de schoonmoeder van mijn broer, de moeder van mijn schoonzus. Zei iemand oma, dan wist iedereen over wie het ging. Omdat oma alles kon, altijd in touw was, nooit ziek, dacht mijn jongste nichtje dat oma misschien wel honderd kon worden. Maar dat leek oma helemaal niks.

Als ik bij mijn broer langsging zag ik haar vaak. Sinds oma samen met opa vanuit de hoofdstad naar het kleine dorp was verhuisd, waren ze iedere dag wel even op de boerderij. Nadat opa doodging, alweer acht jaar geleden, en de meisje allang meiden waren, hield ze vast aan haar routine. Ze had altijd iets in haar handen: een wasmand, een stofzuiger, een vaatdoek. Altijd vroeg ze: ‘Hoe gaat het? En hoe gaat het met R?’, en legde ze weg waar ze mee bezig was om thee voor me te zetten. En dan vroeg ik hoe het met haar ging en dan zei ze met die immer opgeruimde stem: ‘Goed hoor. Gewoon doorgaan maar.’ En dat deed ze. Iedere dag op haar fiets door weer en wind, tenzij mijn broer of een van mijn nichtjes het verbood en haar ophaalde met de auto. Wanneer zag ik haar voor het laatst? Eind januari toen ik bij mijn jarige broer langsging en haar lekkere appeltaart at met die fijne appeldobbelsteentjes? Misschien nog een keer begin februari?

Wat een jaar geleden begon met vage klachten, pijn in de rug, een raar hoestje, soms wat lastiger ademhalen, daarna eens langs bij de huisarts, vervolgens een verwijzing en begin dit jaar onderzoeken, eindigde eind februari met de diagnose longvlieskanker, asbestkanker. Hoe kwam ze daaraan? Niemand die het wist. Een zus was aan dezelfde ziekte overleden.

Ter verlichting van de pijn en de benauwdheid volgde bestraling, maar ondanks dat ging het snel slechter. Ze stapte niet meer op de fiets, ze had geen trek meer, ja drinken ging wel, een van mijn nichtjes maakte een flinke pan soep, een ander nichtje nam vloeibaar eten mee van haar werk, de derde verschoonde het bed. Maar ze bleef afvallen en ze woog al zo weinig. Misschien nog het vocht weg laten halen in het ziekenhuis? Nee, zei oma, geen getob. De nichtjes zorgden en waakten over haar, zoals oma hun hele leven voor hen had gezorgd en over hen had gewaakt.

En toen ging oma dood, in haar stoel. Ze waren er alledrie bij, de ooit kleine nichtjes, nu twintigers. De middelste was er kapot van, hoopte dat dit de eerste en laatste keer in haar leven was dat ze een dood iemand zag; de oudste voelde zich leeg en verdrietig, grasduinde in de doos met familiefoto’s, stuurde me via whatsapp twintig jaar oude beelden: R en ik met de piepjonge nichtjes in het grote zwembad dat mijn broer zomers in de tuin bouwde; R en ik bij de nichtjes tijdens Sinterklaas; we waren beslist dikker toen en onze gezichten ronder. Van de jongste die nog thuis woont en die oma iedere dag zag, hoorde ik eerst niks, tot er een kusje kwam.

De volgende dag ging er nog een oma dood, die van de groentedochter, de moeder van de groentevriend. Alvleesklierkanker. Ook zo’n sloophamer.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.