‘We zijn te oud,’ zei de overbuurvrouw. Ze leunde op haar grijze krukken met blauwe handvatten en blauwe uitsparingen voor de bovenarmen. Haar man stond schuin gebogen over zijn rollator. ‘Maar we mogen niet klagen,’ zei ze, ‘want er zijn ergere dingen waar we aan moeten denken: het klimaat, de vluchtelingen, de wereldvrede. En we mogen niet klagen, want we zijn nog samen in ons eigen huis, we hebben een huis.’ Ik vroeg haar van wie ze niet mocht klagen. Van haarzelf dus. ‘Het hoofd wil nog zoveel, maar het lijf heeft er geen zin meer in. Maar ach.’ Ze zijn bijna negentig. Ik zei dat er niks mis was met klagen als haar huisgenoot het kon velen. De buurman draaide zijn gezicht dat door een vergroeiing in zijn rug altijd wat schuin naar de grond gericht is, omhoog en keek mij lachend aan. Te oud. Ik las onlangs het artikel Why I Hope to Die at 75 van de oncoloog en bioethicus Ezekiel J. Emanuel. Natuurlijk betekent de dood verlies, zegt hij, van de tijd die je nog had kunnen doorbrengen met je geliefden, van ervaringen, van kortom alles waar we waarde aan hechten in het leven. Maar zo betoogt hij, te lang leven is ook een verlies: het neemt onze creativiteit weg en ons vermogen om een bijdrage te leveren aan werk, samenleving en de wereld. En het verandert de manier waarop onze dierbaren ons zien, ons beleven en ons zullen herinneren. Langer leven, meer levensjaren, betekent vaak ook: meer jaren met handicaps. Emanuels wens betekende niet dat hij op zijn 75ste om euthanasie ging vragen, maar hij zou vanaf dat moment ieder testje, ieder preventief onderzoek, iedere voorgestelde behandeling voor om het even welke ziekte of kwaal laten voor wat het was. Alleen palliatieve zorg zou hij accepteren om pijn te verzachten en het sterven te bespoedigen. Zelfs antibiotica tegen een long- of blaasontsteking zou hij niet meer nemen, omdat, en hier citeerde hij Sir William Osler, ‘longontsteking de vriend is van de oudere mens’ vanwege het korte, vrij pijnloze verloop. Ik ontmoet de laatste tijd veel oudere mensen, vaak nog actief in vrijwilligerswerk, die spontaan beginnen te vertellen over hun huidige leven en dat zijn vergelijkbare verhalen als die van mijn overbuurvrouw. Een lange litanie van verlies, van wat allemaal niet meer kan en minder wordt om te eindigen met dat ze natuurlijk niet mogen klagen. Op grond van die verhalen is het best raar dat jonge mensen naar hoge ouderdom streven, want dat betekent een lang leven per definitie. Ik wenste mijn overburen ondanks alles een fijne dag. Ik had gezien dat de verf op twee plekken van hun dakgoot was geslagen, waarschijnlijk op die avond dat het even zo flink stormde en er overal takken op het fietspad lagen. Het naakte hout was zichtbaar, maar ik besloot ze er niet mee te vermoeien.