Ik wachtte tot ik in de weersvoorspellingsapp blauwe streepjes onder witte wolken zag. Vanavond zou het beginnen, nu was het nog drukkend warm. Ik harkte de grond van de nieuwe plantbedden aan met een rijf. Ik heb dit woord misschien al veertig jaar niet gebruikt, maar het valt me in zoals de avond na zonsondergang in de dag. Daarna pakte ik de gele emmer en zette die naast de potten waarin vorig jaar de Franse geraniums stonden. Ik plukte de plantresten en het onkruid uit de potten, gooide dat in de gele emmer en kieperde de resterende aarde op de plantbedden. Het was prima ophogingsmateriaal, bovendien zinvol hergebruik van iets dat ik in de potten niet meer ging gebruiken. Klimaatmaatregelen. Planten in potten hebben sneller droge voeten dan planten in de volle grond. Met de rijf verdeelde ik de grond over de plantbedden en haalde er hier en daar nog wat onkruid uit. Toen nam ik de slang met de sproeikop en bevochtigde de bedden. Bij de schuifpui schopte ik mijn laarzen uit, liep naar de gang, haalde daar de zakken potgrond die ik zaterdag bij het tuincentrum hier verderop kocht: drie zakken van veertig liter voor een tientje. Iemand vertelde me dat het een heel christelijk tuincentrum is, dat de meiden, ook al dragen ze al een legging, daar altijd een rokje overheen aan moeten. Ik deed mijn laarzen weer aan en nam een zak mee naar het achterste plantbed. Met een schep hakte ik de zak in het midden open, ik pakte de zak links en rechts vast, draaide de opening naar de grond en schudde al lopend de potgrond over het bed. Hetzelfde deed ik bij het tweede bed. Ik liep met de gele emmer naar de voorkant van het huis en leegde die in de groene container. Terug in de tuin vulde ik de emmer met water. Vervolgens tilde ik de Japanse azalea uit haar pot en nog twee andere kleinere plantjes, dompelde die in de emmer, groef drie gaten in het voorste plantbed en zette de azalea en de twee andere plantjes in de volle grond. Opnieuw schopte ik mijn laarzen bij de schuifpui uit, scheurde bij het aanrecht twee zakjes open, schudde het wildebloemenzaad in een kom, roerde alles volgens voorschrift goed door elkaar, deed mijn laarzen weer aan en verdeelde het zaad zo goed mogelijk over de twee bedden. Toen pakte ik de plank die op het bruggetje het groene net tegen de reiger op zijn plek houdt, en drukte met de plank de zaadjes goed in de aarde. Opnieuw sproeide ik water over de zaaibedden. Tot slot vroeg ik R mij de satéprikkers te geven: drie pakken van tweehonderd lange prikkers. Ik had geen zin om weer mijn laarzen uit te schoppen, mijn handen zagen bovendien zwart. Die prikkers kochten we zaterdag bij de Blokker over wie een arbeidsmarktdeskundige een week geleden voorspelde dat die keten het niet zou gaan redden. Ik stak de prikkers op vijftien centimeter van elkaar in de plantbedden en wat ik nog over had stak ik op gevoelige plekken in de hogere plantbedden. Koffie en peper hadden onvoldoende geholpen tegen de kattenschijterij. Zelf was ik overigens het eerste slachtoffer van de scherpe punten. Ik borg alle gereedschap op, deed mijn laarzen weer uit, waste mijn handen en mijn gezicht, trok schone kleren aan, pakte mijn fiets, ging naar de trein, reisde, kletste en at met een vriend en wachtte op een perron op de trein terug. Het waaide inmiddels hard en van de zwoele warmte was niks meer over, ik was blij dat ik een jas en een sjaal bij me had. Toen ik weer aankwam op mijn eigen station regende het pijpenstelen. De regen was warm, ik fietste met een parapluutje dat alleen mijn hoofd droog hield en dacht aan het geluk dat mijn zaaibedden ten deel viel.