Google bood een computersysteem tienduizend plaatjes aan van bananen en van dingen die op bananen leken en toen leek het systeem wel te weten wat een banaan is. Maar toen onderzoekers in een hoek van een bananenfoto een kleurig stickertje plakten, zei de computer: ‘Dit is een broodrooster.’ Ik las hierover in Trouw van afgelopen zaterdag. Een expert in zelflerende systemen zei dat we met die zelflerende systemen iets fundamenteel fout doen. Moeten wij tegen onze peuters tienduizend keer zeggen: dit is een koe, dit is een banaan? Nee, na één of twee keer heeft een kind dat wel door. Ik moest hier aan denken toen ik het metroperron opliep en naar het elektronische bord erboven keek. De achtergrond is zwart waarop in drie regels met oranje ledlampjes de drie eerstvolgende metro’s kunnen worden aangekondigd: links in letters de bestemming, rechts in cijfers het aantal minuten dat de reiziger nog moet wachten. Vanaf de incheckpalen kan ik lang niet iedere pixel op dat bord lezen, maar aan de vorm had ik genoeg om te weten dat er iets aan de hand was. Op de bovenste regel verwacht ik op het moment dat ik kom aanlopen een getal van één cijfer: 2 minuten, 3 minuten, zoiets. Maar er stonden twee cijfers. Ik deed een paar passen in de richting van het bord: de eerstvolgende metro kwam over 12 minuten, de metro daarna over 22 minuten, die daarna over 32 minuten. ‘Is er iets aan de hand?,’ vroeg ik aan de jonge vrouw bij de incheckpaal. Ze keek van haar telefoon naar het perronbord. ‘Volgens 9292 moet ie gewoon komen.’ Ik tikte de NS-reisplanner open. ‘Volgens de NS ook.’ Ik keek weer naar het perronbord. Als er ergens een kapotte metro op het spoor staat, rolt er meestal een mededeling op de onderste regel van het bord. Maar er rolde niks. ‘Gek dat ze niet even wat omroepen,’ zei de jonge vrouw. Ik liep het perron weer af en een paar passen het spoor over om te kijken op het bord van de bus, die kwam over drie minuten. Ik zou een stukje met de bus kunnen en dan bij het treinstation op de metro kunnen stappen, daar waar de metro’s uit meerdere richtingen komen. Maar ik liet het gaan. Ik hoopte op een foutje van het perronbord en dat de reisplanner-apps het goed hadden. Bij treinverstoringen heb ik daar een paar keer mijn voordeel mee gedaan. Zo leert een mens. En nu voegde ik daar weer leerstof aan toe. Want ik weet best dat de vertrekborden op de metroperrons en bus- en tramhaltes rechtstreeks in contact staan met de voertuigen zelf. Kijk maar eens op het dashboard van een buschauffeur of trambestuurder. Die heeft naast de snelheidsmeter een scherm dat rood kleurt als ie achter is op schema en groen als ie exact op tijd de halte verlaat. Via gps berekent een computer over hoeveel minuten het voertuig bij de halte zal zijn en dat ziet de wachtende reiziger op het elektronische haltebord. Van de metro die ik wilde nemen, kwam simpelweg geen signaal en het perronbord gaf dat uiterst correct weer. Misschien was de metrobestuurder verderop bij de beginhalte door hevige diarree overvallen of had die gewoonweg even geen zin. Maar die reisplanner-apps zitten veel verder in het systeem, er moet data van het ene systeem naar het andere en een kind leert al van het doorfluisterspelletje hoe het daarbij mis kan gaan. Toen de volgende metro kwam – alsof er geen vorige metro in het niks was opgelost – keek ik nog even op de reisplanner hoe mijn reis zou zijn verlopen als ik wel in die bus was gestapt. Ik kreeg die verdwenen metro nog gewoon in het reisschema. Hij was onderweg. Het stemde me vrolijk.