Ik zag hem eerder, de man voor de ingang van Donner. Hij loopt wat heen en weer, in zichzelf mompelend met zijn gezicht vlak boven een krantje waarin hij puzzels oplost. Zijn tas, een oranje big shopper, staat tegen de gevel van Ellis Gourmet Burger. Kijk je door het aanklevende straatvuil heen, dan zijn zijn halfhoge schoenen modieus en van goede snit. Ook zijn spijkerboek is heel en goed passend, maar wel met een dikke glans op de bovenbenen die behalve een stevige wasbeurt ook een gedegen inweekprogramma kan gebruiken, net als zijn jas trouwens en zijn grijze lange haren die vanzelf tot lange rastaslierten lijken samengeklonterd. Ik loop de trappen op, de boekwinkel in en zoek op de tweede verdieping bij Psychologie naar het hoekje Minimalisme, maar daar kijk ik natuurlijk overheen zo minimalistisch is het. Vragen dus. Van Fumio Sasaki’s Goodbye Things hebben ze alleen de Engelse versie, één exemplaar van het Nederlandse Vaarwel spullen komt morgen weer binnen. Toen het net uitkwam, liep het goed, zegt de verkoper, maar sinds het succes van dit boek zijn er meer ‘minimalistische’ titels op de markt gekomen, en dan volstaat het om van alles één boek op de plank te hebben. Ik ga in een stoel bij de roltrap zitten en lees door het boek heen. Sasaki schrijft over zijn leven, er zijn foto’s van zijn rommelige, volgestouwde oude appartement, én foto’s van zijn nieuwe: een opgeruimde leegte van twintig vierkante meter. Na zijn levenswandel volgen tips over wat iedereen zelf kan doen waarbij Sasaki met zachte hand drogredenen neersabelt. Hij kent zijn klassieken, Baruch de Spinoza bijvoorbeeld: als iemand zegt dat iets niet kan, heeft hij in feite al besloten dat hij het niet wil. Na de tips volgt een hoofdstuk met de beloningen van het opgeruimde leven: spullenarm, ervaringenrijk, daar komt het op neer. Na drie kwartier weet ik het wel en zet ik het boek terug. Een opgeruimd leven begint immers met niks nieuws het hol binnenslepen. Buiten wandelt de man nog altijd heen en weer, op zijn borst bungelt de straatkrantverkoperspas, die zie ik nu pas. Hij heeft geen straatkranten in zijn hand en ook zingt hij geen liedje zoals de onlangs overleden verkoper bij de Bijenkorf altijd deed: ‘Maak me blij, maak me blij, koop een krantje bij mij.’ Ik reik naar mijn broekzak – na het zien van de film Le grand voyage in 2005 besloot ik altijd geld in mijn broekzak te hebben, maar het is geen gewoonte geworden. Ik ben al voorbij de man, maar een besluit is een besluit, dus open ik mijn tas, pak geld uit mijn portemonnee en loop terug. De man is nog altijd verdiept in zijn puzzel. Als ik voor hem sta kijkt hij op, waardoor ik voor het eerst zijn gezicht zie. Ik reik hem de munt, hij steekt zijn hand uit. Onder de rastaslierten gaat een opvallend roze en rimpelloos gezicht schuil waarin een paar heldere ogen. ‘Mooie dag schoonheid,’ roept hij me na.