Op de donderdag dat mijn zwager vijfenzestig was geworden om kwart over elf ’s avonds waren ze met een autootje en een warmtecamera door de wijk gereden en nu kon ik de foto’s gaan bekijken. Google Street View was ook al minstens twee keer door de straat gereden: eerst was er die oude foto, die allang niet meer klopte en nu was er een nieuwere foto met de toen nog prille, nieuwe tuin die ook al niet meer klopte. Een warmtefoto dus. Het was 2017, het kwam van de gemeente, dus ik bleef kalm, wie maalde er nog om privacy, iedereen had de technologie in zijn broekzak om wat dan ook van mij en van iedereen vast te leggen, ik zelf ook. Ik dacht aan die keer, heel lang geleden, een zondagochtend. Ik ben allang op, mijn ouders komen net uit bed, ik zeg dat er iemand op de dijk naar ons huis staat te kijken. Mijn moeder kijkt vanachter een gordijn. ‘Hij maakt foto’s,’ zegt ze. Mijn vader, nog in ondergoed, kijkt ook voorzichtig, bromt wat. ‘Natuurmensen zeker, vogeltjeskijkers, monumentenzorgtypes.’ Er volgt overleg, gedrentel, nog wat getuur, tot de fotograaf wegfietst en daarmee het probleem. Het maakt voor je latere houding tegenover de wereld uit of je ouders in hun ondergoed het erf opstormen en zo’n fotograaf weg blaffen, desnoods met het jachtgeweer, of zichzelf verstoppen achter hun eigen gordijnen. Ik fietste naar het winkelcentrum aan de andere kant van de wijk waar in een van de best veel leegstaande winkels een pop up store was ingericht met wanden vol brokjes en lapjes isolatiemateriaal en waar een aardige jongen mijn foto in blauw, groen, geel, oranje en rood opzocht op zijn laptop. Het eerste dat ik zag was de benedengevel van de buurvrouw: die leek in brand te staan. Bij ons zag ik groen en wat geel, alleen de enkelglas-bovenraampjes waren rood, net als de voordeur. ‘9 graden,’ zei de jongen die uitleg gaf. Dat leek op zo’n zonnige dag als vandaag niet veel, maar toen ik thuis de weerstatistieken van het KNMI erbij googelde, bleek dat de temperatuur die dag in mijn stad net onder het vriespunt was gebleven. Op de eerste verdieping lekte er aan de randen van de aluminium pui wat warmte weg, boven zag het er goed uit, daar werd op dat tijdstip dan ook niks verwarmd. Ik vroeg of we het hele rijtje konden bekijken, misschien was er een identiek huis dat er groener uitzag, dan kon ik daar eens gaan buurten. We bleken het minst rode huis. Bij het nadenken over energiezuinig beginnen mensen vaak aan de kant van isolatie, maar de andere kant – warmte die je niet maakt kan ook niet vervliegen – is even belangrijk. Bij sommige tinten rood vertrouwde de jongen het niet. ‘Dit kan ook de reflectie van de ramen van de huizen aan de overkant zijn.’ De onbetrouwbaarheid van foto’s, altijd alert blijven. Viel er nog wat te doen? Hij dacht het niet. Voor zonnepanelen lag het dak verkeerd, voor een warmtepomp was ons gasverbruik veel te laag. Radiatorfolie, had ik dat al? Nee, dat had ik nog niet. Hij zei: wij hebben het hier liggen, geen onmogelijk plakspul maar gewoon vellen die je op maat knipt en dan met hele sterke magneetjes op zijn plek brengt.’ Dat geplak had me tot nu toe weerhouden. Maar zo simpel was het dus. Ik zou thuis even gaan meten. Volgende week zaterdag zaten ze hier weer.