Lente

Maandag had ik al over de kudde willen schrijven en dinsdag ook. Nu liepen de schapen iets verder van de weg, waarschijnlijk waren ze verweid en lag er een sloot in het weiland die ik vanaf de weg niet kon zien. Er waren schapen met zwarte koppen en poten, schapen met witte koppen en poten en een paar schapen met een voskleurige kop en poten. Hun winterjassen waren al een tijdje uit, bij sommigen zag je de scheerlijnen nog. In het gehucht bij het kleine schooltje waar vorig jaar twee lokalen boven op elkaar waren bijgebouwd, rende een meisje zonder jas het schoolplein af en riep ‘papa’ naar de man die verderop tegen een fiets leunde. ‘Oh dit gaat lastig worden,’ zei ze tegen zichzelf, en toen: ‘mag ik straks bij Eliane spelen?’ Bij het café met de trapgevel reed een vrachtwagen van de Sligro weg, op het dashboard van de matrode auto die bijna altijd langs het water tegenover het café staat, stond een danseresje waarvan de armen omhoog en omlaag gingen. De voorruit was een beetje beslagen. Op het stuk naar de zomerhuisjes kwam de wind dwars over het water en stapte ik even de berm in toen de blauwe tractor met de meer dan menshoge banden en een trailer erachter me tegemoet kwam. Er fietsten al mannen hard met blote benen. Aan de andere kant van het water stond de kleine kweker gebogen over zijn tuinplanten, ik zag het wit van zijn onderbroek, hij plukte onkruid en gooide dat in de sloot achter hem. Op de skiheuvel was niemand, dinsdag ging er nog een man in een groene jas naar beneden. Na de brug haalde ik een vrouw in die rechts een houten been had, maar het kon ook dat haar knie op slot zat. Bijna thuis wees de buurman naar de zakken met koeienmest die al een tijdje in zijn voortuin stonden. ‘Nog even een houten kruiwagen kopen,’ zei hij. Dan kon hij het gaan uitrijden over zijn achtertuin. ‘Lente he.’ Ik knikte.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.