‘In mijn land,’ zei Z, ‘gebruiken we dit bij de ezel.’ Ze rolde de grijze band, die leek op gordijnband maar dan groter en steviger, uit. Straks zou ik de latten door de lussen van de band steken. Zo weefde ik een lattenbodem tevoorschijn. Omdat Z de klemtoon niet helemaal goed legde, en omdat ik geen geschiedenis heb met dieren als werktuig, duurde het even voor ik haar begreep. ‘Donkey,’ hielp ze me. ‘Oh,’ riep ik uit, ‘om spullen vast te sjorren aan de ezel.’ Toen Z nog geen bank had zaten mensen op haar bed. Het was een mooi, maar goedkoop gemaakt bed. Eén iemand was te zwaar of ging te wild zitten. Er brak iets af. Vanaf dat moment wiebelde haar lattenbodem. Ze had het met een sjaal en linten zo goed en zo kwaad als het ging vastgesjord. Toen ze vertelde dat ze wilde sparen voor een nieuw bed en ze me het euvel liet zien had ik gereedschap meegenomen, maar het dunne ijzer verboog al door er alleen naar te kijken. We konden het alleen nog slopen. Vorige week kreeg ze geld terug van de Belastingdienst, vandaag zwierven we door Ikea. Meer inburgering leek me niet mogelijk. Ik duwde de laatste lat door de grijze ezelsband, draaide schroeven aan, legde de lattenbodem in het nieuwe bed en tilde de matras er boven op. ‘Een jaar niet goed geslapen,’ zei Z, ‘eindelijk weer lekker slapen.’ ‘Een heel jaar?’ riep ik. Ze kan heel mooi blij kijken.