Ik was bezig met de belastingaangifte, toen er een berichtje terugkwam. Ja, hij was de zoon van de dienstkameraad. Die c/k kwestie was een foutje van de burgerlijke stand. Zijn moeder leefde nog, kraakhelder. We switchen van Facebook naar WhatsApp. Later, toen de belastingaangifte weg was en de brieven gescand en gemaild, voerden we een driegesprek, wij tweeën via de app, hij naast zijn moeder in haar keuken. Foto’s, brieven, herinneringen (hij: ‘de rups tractor bij jullie achter de schuur’; ik: ‘de mis ter gelegenheid van de zilveren bruiloft van jouw ouders, integratieles in eigen land’; zijn moeder, die de naam van mijn moeder noemt: ‘een mooie vrouw, heel proper ook’), alles ging met de snelheid van onze tikkende vingers heen en weer. In Nootebooms Allerzielen zeggen de alwetenden over de mensheid: ‘Jullie vermogen om in de tijd te bestaan is gering. Jullie vermogen om in de tijd te denken is onuitputtelijk.’ Semiconductors, daar deed hij dus iets mee. Halfgeleiders volgens Wikipedia. Machines voor chips voor computers, zei hij. Dat begreep ik. Die chips hadden we zojuist ten volle benut. De boot, de trein, de auto, het vliegtuig hadden het wachten op anwoord aanmerkelijk bekort. De chip die we inmiddels in onze broekzak hadden, op onze huid, leek het wachten overbodig te maken. Of we menselijkerwijs al zonder wachten, zonder adempauzes, zonder denkpauzes konden, betwijfelde ik. In een nieuwe Allerzielen zouden Nootebooms alwetenden daar ongetwijfeld het hunne van denken.