Ik fietste naar het station. Ik zou wel zien. Compleet gestremd was de route niet. Dat omreisadvies – eerst naar het zuidwesten, dan naar de kust, dan naar het noorden en dan weer helemaal naar het oosten – om op een plek te komen hier een half uurtje vandaan, was natuurlijk onzin. Als er nauwelijks treinen naar het noordoosten konden omdat daar de belemmering zat, dan konden ze er ook niet vandaan komen om om te gaan reizen. Dat omreisasvies was alleen maar om de meute weg te krijgen, maakte niet uit waarnaartoe zolang de boel maar onderweg was. Verspreiden, verdunnen, termen uit crowdmanagement: het had niks te maken met reizigers zo snel mogelijk van a naar b brengen. Ik stapte in het sprintertje naar Uitgeest. Die ging langs de blokkade, dat had ik gecheckt op Actuele vertrektijden op de NS site, bij calamiteiten de beste bron om te weten wat er echt rijdt, en voorbij de blokkade ging er weer een sprintertje naar mijn bestemming. Net voor Gouda vroeg ik het ook nog even aan de conducteur. Tsja, hij hoopte het, dat we er langs kwamen, maar zeker wist hij niks. Hij haalde zijn schouders op; straks, hij klopte op een mobilofoon op zijn heup, zou hij het horen. Ik snapte niet hoe deze mensen hun werk konden doen, die totale uitlevering aan de beschikking van het hogere: als daar werd besloten dat we teruggingen, of de lucht in, dan ging deze man schouderophalend mee. De reis ging zoals ik voorzien had. Ik vond het geruststellend ter hoogte van de onheilsplek mensen op een hoogwerker bezig te zien aan de bovenleiding.
Om
Voeg toe aan je favorieten: Permalink.