Ik las De man zonder ziekte van Arnon Grunberg. Het stond al twee jaar in de kast. Het kwam door een essay van Rob Schouten in Trouw, de krant die nu wat onder vuur ligt vanwege een journalist die bronnen verzon en chefs die de zorgen van collega’s daarover hadden afgedaan als koffieapparaatgeklets. Ze hadden duidelijk Ons feilbare denken van Daniel Kahneman niet gelezen, die het koffieapparaat een wezenlijke plek noemt, omdat wij (anderen) daar de fouten van anderen (ons) tegen het licht houden, een dienst die we veel minder makkelijk aan onszelf bewijzen. Kahneman heeft zijn leven gewijd aan onderzoek naar onze beslissingen, dat er keer op keer op neerkomt dat we vol blinde vlekken en irrationaliteit zitten en dat we dus ons voordeel kunnen doen met gefundeerde opinies van anderen. Terug naar Rob Schouten. Hij schreef dat Grunberg de enige verontrustende schrijver van Nederland is, die de lezer niet achterlaat met ‘het gevoel dat het allemaal maar fictie is en dat het wel goed komt.’ Ik had wel weer trek in wat verontrusting en het door Schouten aangehaalde boek stond klaar. Je kunt zeggen dat Sam Ambani, de Zwitser van Indiase afkomst, de man zonder ziekte, die niks anders wil dan als architect de wereld een beetje mooier maken, extreem naïef is en je kunt zeggen dat eerst afgetuigd worden in Irak en daarna via een vonnis de doodstraf krijgen in Dubaï te veel is om geloofwaardig te zijn, maar dan hoef ik alleen maar te denken aan Radar en Kassa en Opgelicht, waar tribunes vol Ambani’s zitten: eerst de woekerpolis ingetuind en vervolgens de hypotheek naar Dirk Scheringa gebracht, ‘omdat het zo’n aardige volksjongen leek’. Het lijkt me trouwens beter dat schrijvers voortdurend tornen aan de quasi-veiligheid waarin wij denken te leven, dan de oplichters zelf. Ik bereid een schrijven voor naar de zo geplaagde minister van Volksgezondheid om literatuur in het basispakket op te nemen. Als preventie.