Ik stopte de lakens in de wasmachine. Op het bed het dichtst bij de wasmachine had de huisarts uit Uruguay geslapen, het bed voor het raam was voor de psychiater uit Argentinië geweest. Ze waren hier voor een congres dat een brug probeerde te slaan tussen hun geloof en hun arts zijn. Vanwege de Rotterdamse hotelprijzen die niet voor iedere congresganger uit ieder werelddeel weggelegd waren, had de organisatie gastgezinnen gezocht. De Argentijn was voor een kwart Nederlander. Zijn grootvader had het Groningse platteland met vrouw en drie jonge dochters in de jaren dertig verlaten. Ik printte een goedkoop treindagkaartje voor hem uit en hij reisde op een dag op en neer naar Stedum, een gehucht twintig minuten voorbij Groningen. Het was er heel saai, zei hij de volgende ochtend bij het ontbijt, en hij had iets heel dieps gevoeld. Dat was mooi, want aan het begin van de week had Ricardo gezegd op zoek te zijn naar de binnenkant van zijn ziel. Van de huisarts leerde ik dat Montevideo de hoofdstad van Uruguay was en dat een president aan het begin van de vorige eeuw het land officieel seculier had gemaakt. Kerstmis heette nu Dag van de familie, Pasen Week van het toerisme. Jorge vond het raar en cultuur-historisch was ik het met hem eens, al moest ik die president toch ook een vooruitziende blik nageven. De Uruguayaan had trouwens ook Europese wortels, Armeense. Hij noemde zijn achternaam, die eindigde op -ian. Alle Armeense achternamen eindigden op -ian, zei hij. Dat wist ik, want een goede vriend heeft ook Armeense wortels en een achternaam op -ian. Vorige week zag ik trouwens voor het eerst weer de vader van die goede vriend, zonder zijn vrouw, die nog niet zo lang dood is. Zijn haren waren heel oud geworden.