Stoel

leunstoelIk keek hoe mijn broer in de leunstoel ging zitten en het zich gemakkelijk maakte. Ook al was het hout niet meer bruin en de kussens niet meer oranje, hij herkende de stoel onmiddellijk. Ja, zei mijn broer, meer tegen zichzelf dan tegen iemand in het bijzonder, daarin zat hij altijd ’s avonds. Hij ging weer staan, drukte met zijn vuist op de paarse kussens, vroeg of die nieuw waren. Ik zei dat de kussenmaakster de oude patentveren had hergebruikt, dat ze wel het oude stro er tussenuit had gehaald en en de boel opnieuw had opgevuld. ’s Ochtends bij het koffiedrinken, zei mijn broer tegen zijn vrouw, zat oom altijd in deze stoel en dan zat ik hier of hier, en hij wees naar de linker- en de rechterarmleuning. Mijn broer en ik wilden allebei altijd graag bij oom op schoot tijdens het ochtendlijke koffiedrinken. Ik dacht dat ik meestal sneller was dan mijn broer en dat ik dan op een van zijn bovenbenen ging zitten en hem vroeg om over mijn rug te kriebelen. Oom ’s ochtends, hij ’s avonds, zei mijn broer. En jij, niet te vergeten, zei ik. Jij zat ’s avonds altijd in deze stoel tv te kijken. Dan hadden we ons huiswerk af en vroegen we of we de tv mochten halen, een draagbaar dingetje dat in een kast op de slaapkamer van onze ouders stond en daar ook iedere avond weer naar terug verhuisde, en dan zetten we die op de stoel naast het bureau en dan, zei ik, draaide jij deze leunstoel om en zat jij eerste rang voor de tv en bepaalde jij dat we naar The Dukes of Hazard keken, of The A-team. Daar had mijn broer geen actieve herinnering aan. Wel aan zijn oom en zijn vader in die leunstoel. Daarna maakte ik tortillawraps en mijn broer zei dat ik lekker gekookt had.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.