Polder

roeiIk liet de Sydneybrug links liggen, fietste een stukje over de Dirk Smitskade langs de startposities van de twee kilometer lange maagdelijke roeibaan, nam toen de Bejingbrug en zette mijn fiets tegen een roodwit verkeershek. Op de nieuwe afmeersteiger van metaal en kunststof deed ik mijn blauwe gympen uit, trok ik de kniebeschermers over mijn voeten omhoog tot ze goed zaten en stak ik mijn voeten in de K2 skeelers. Het was misschien wel twee jaar geleden dat ik ze aan had gehad. Ik stond op, kluunde een stukje tot aan het asfalt van de brede Cameraweg, stopte mijn gympen in mijn fietstas, deed mijn polsbeschermers op hun plaats met klittenband en zette mijn fietshelm op. Het zag er misschien gek uit, maar een mens moet weten waar zijn verdiencapaciteit zit. Ik rolde wat, keek om mij heen, het was opvallend rustig op deze eerste echte zomerse dag van het jaar in het eerste uur van de middag. De nieuwslezer zei vanochtend op de radio: het voordeel van de zomertijd is dat het langer licht is, het nadeel is dat je een uur minder kunt slapen. Ik kreeg niet de indruk dat iemand zich daar aan had gehouden. Ik maakte een paar slagen, koos de juiste buiging van bekken en knieën, voelde het asfalt en legde mijn handen op mijn rug. Links de roeibaan, rechts, parallel aan de brede Cameraweg, een fietspad. Allemaal twee kilometer lang. En geen kip, wel ganzen en eenden en vogels die rechts van het fietspad in de gezellige kreken naast de inroeibaan hun plek hadden ingenomen. Toen ik het clubhuis naderde, naast de finish, zag ik kleuren en beweging, en nog dichterbij zag ik jonge mensen in strakke korte broeken, slippers aan de voeten, die een boot naar het water droegen, groepjes die loom in het gras lagen, een jongen hield de benen van een andere jongen in zwembroek vast die op zijn kop probeerde te staan, een meisje las een boek, fietsen, auto’s. Ik voelde dat de slag er weer helemaal in zat, keerde en nam dezelfde weg terug, naar de startposities, ik ging net iets harder dan het meisje op een oude fiets met megafoon die vanaf het fietspad haar boot volgde in de inroeibaan. Terug bij de Bejingbrug had ik er vier kilometer opzitten, ik had  er net zo lang overgedaan als Jorrit Bergsma over tien. Al vermoed ik dat hij geen boek schrijft. De eerste boot kwam onder de Beijingbrug door de wedstrijdbaan op en er kwamen er meer: roeiboten met een, twee, vier of acht jonge mensen. ‘TU Delft’ stond op de broekspijp van een jongen die vanaf de kant coachte. ‘LAGA’ stond op de rode jas van het meisje met de megafoon. Op de Rotte, richting de stad, werd ook geroeid, ‘s ochtends vroeg al, merendeels door mensen met grijze haren. Dit nieuw gecreëerde water in niemandsland leek exclusief voor jonge mensen, studenten. Na tien kilometer waren mijn benen gewend aan de  niet alledaagse beweging en daarna maakte ik het uur vol, heen en weer, net als de boten op de wedstrijdbaan en de coaches op hun oude fietsen.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.