Ik zat bovenin de trein. In het vierzitje achter mij hoorde ik twee vrouwen en twee meisjes. De meisjes heetten Nienke en Myrthe. Dat wist ik omdat de vrouwen iedere zin die ze wisselden met de meisjes vooraf lieten gaan door hun namen. De meisjes benoemden alles wat ze zagen. De een riep: ‘Kijk, een ambulance.’ De ander riep: ‘Met zwaailichten maar zonder sirene.’ ‘Ja, Nienke en Myrthe, een gele ambulance, dat hebben jullie goed gezien,’ zei een van de vrouwen. Het klonk of ze uit een boekje voorlas. Zo ging dat ook toen Blijdorp opdook, het giraffenverblijf, de speeltuin, de woonboten. Het was een gezellige drukte. Ik las een advertentie van Duitsland Vakantieland. Er stond: De wateroverlast is voorbij. We’re open! Zulke teksten had ik ook in Brooklyn gezien op handgeschreven stukken karton achter de ramen van café’s en winkels. Ik was zo’n café binnengelopen. De eigenaresse wees me tot hoe hoog Sandy de ravage had opgestuwd. ‘Wall Street was binnen vier dagen weer in bedrijf,’ zei ze, ‘wij wachten al vier maanden op het geld dat Bloomberg beloofde.’ Toen ik daar liep was ik Sandy eerlijk gezegd al weer vergeten. Ook de wateroverlast in Duitsland zat niet meer in mijn systeem. Maar nu weer wel. Door die advertentie. Plotseling veranderden de idyllische foto’s van dorpjes vol vakwerkhuizen en meanderende riviertjes in het Duitse wandelgidsje dat we al binnen hadden in kolkende modderstromen en een geschrokken Angela Merkel op kaplaarzen met een hand voor haar mond. ‘We zijn er bijna,’ zong achter me de een. ‘Helemaal niet,‘ zei de ander. ‘Myrthe, niet zo onaardig doen tegen Nienke,’ zei een van de vrouwen op het voorleestoontje. Toen zei Myrthe: ‘Kan onze trein ook ontsporen?’ We rolden het station binnen. Achter mijn rug was iedereen zijn tong verloren.