Ik at aardbeien en aalbessen, trok af en toe een zuur gezicht, dronk verse jus, het was negen uur en ik las ‘Siemens biecht spoorwegkartel op in Brazilië’. Het had iets zoets, het woord opbiechten, de smaak van aardbeien. Een bedremmeld kind dat opbiecht twee snoepjes in plaats van een uit de pot te hebben genomen. De krant gebruikte volwassen termen: Siemens had de Braziliaanse autoriteiten ‘ingelicht’ over een grootschalig spoorwegkartel. Ik stelde mij een kwajongensclubje voor dat namens Siemens, Bombardier en al die andere treinenbouwers gezellig kwartettend de Braziliaanse trein- en metrocontracten had verdeeld. Moeilijk was het niet. De omvang van de beker met overheidsgeld was bekend en die moest tot de laatste druppel leeggedronken. Ze hadden ook al afgesproken wie bij de hoofdmeester zou gaan klikken als de autoriteiten er lucht van kregen. Niemand had er trek in. Er moesten strootjes worden getrokken. De boetes die zouden volgen hadden ze veiligheidshalve in de prijs verwerkt. Ik las dat Siemens geen straf zou krijgen, mits het volledig bleef meewerken met de Braziliaanse autoriteiten. ‘Geen probleem,‘ had een Siemens-woordvoerder gezegd. En dat was logisch. Siemens had in 2007 bijna 400 miljoen euro boete gekregen omdat het leiding had gegeven aan een kartel van elf fabrikanten van hoogspanningsleidingen. Een kwestie van het draaiboek uit de kast halen en jaartallen aanpassen. ‘Sinds 2007 hebben we er alles aan gedaan om kartelvorming te voorkomen,‘ aldus dezelfde Siemens-woordvoerder. In 2007 had Neelie Kroes gezegd dat Siemens ons meer dan zestien jaar had bedrogen. Straks zou de Braziliaanse Neelie iets vergelijkbaars gaan zeggen. Ik kieperde de laatste besjes in mijn mond, gebood mijzelf niet zuur te kijken omdat ik wist dat de wereld zoet was, en slaagde glansrijk.