Ik had al een tijdje geen afschriften meer ontvangen. Het was elf uur ‘s avonds. Ik stuurde de bank een mailtje.
De volgende ochtend kreeg ik een mail terug. De bank zou mij de ontbrekende afschriften toesturen. De mail was met een volledige naam ondertekend. Daar hou ik van. Dat Jeroen van Wemeldingen of Samira Quint mij schrijft. Een instantie zonder mensen van vlees en bloed is nep.
Jeroen schreef nog meer. De afschriften kwamen niet meer vanzelf. De bank had daarover een brief gestuurd. Hij begreep dat die mij niet bereikt had. Of ik wel of geen afschriften wilde, kon ik tegenwoordig zelf instellen. Bij iedereen had de bank dat standaard op ‘uit’ gezet.
Ik schreef Jeroen dat ik niet slordig was met mijn post en dat de post op mijn adres nog zonder problemen wordt bezorgd. Op de website had ik ook niks gelezen. Probeerde de bank dit er misschien stiekem doorheen te moffelen? Lag mijn onwetendheid toch eerder aan de bank dan aan mij? Ik hou niet van instanties die voor mij gaan denken, de boel veranderen zonder mijn instemming, schreef ik.
Jeroen belde. Dat vond ik sympathiek. Hij legde alles nog eens uit, dat een wereld zonder afschriften beter is voor het milieu en de kosten. Ik zei dat onze nazaten het over vijftig of honderd jaar betreuren dat ze nergens meer kunnen zien waaraan mensen hun geld uitgaven in 2012. Dat beaamde hij. Digitaal was niet alles. Maar het bleek, zei hij, dat mensen de eerste drie maanden bij een nieuwe bank graag afschriften ontvangen en het daarna wel geloven.
Ik snapte plotseling iets meer van de crisis.
Maar dan komen ze meestal niet meer op hun keuze terug, zei Jeroen. En als we mensen vragen of ze hun keuze willen veranderen, laten velen het erbij zitten.
We kwamen er ook achter dat ik nooit een brief gehad had. Het voert te ver dat hier uit te leggen.
Het gesprek met Jeroen was oké. Helaas kon hij de hervatting van de verzending niet ‘aan’ zetten. Maar ik heb niks uitgezet, probeerde ik nog.
Beneden klepperde de brievenbus. Ik zei Jeroen gedag.