Het daglicht bood verlossing van mijn onrustige nacht waarin ik een illusie armer was geworden over meel, maar er ook een plan was gerijpt. Ik waste me, schoot een broek en een sweater aan, dronk een glas water, deed bij de kapstok schoenen, sjaal en jas aan en stapte naar buiten. Ondertussen dacht ik na over een andere uitspraak van Issa Niemeijer-Brown in zijn boek over brood: de meeste bakkers weten niet waar hun meel vandaan komt.
Vergeet Nederland. Dat weet ik van mijn broer. Het Nederlandse graan belandt vrijwel allemaal in veevoer. Daar wordt geen brood of koekje van gebakken. Belangrijkste reden: het eitwitgehalte is te laag, niet bakwaardig. Natuurlijk zijn er uitzonderingen zoals de boer op Schokland in het programma van Yvette van Boven van wiens tarwe zij brood bakte, en een bakker in de buurt van Zwolle die al zijn brood van Nederlandse tarwe bakt, maar in de grote berg broden zijn het verre cijfers achter de komma.
Ik was inmiddels aangekomen bij de grootgrutter waar op de voorlaatste dag van het jaar een drukte heerste alsof de winkel morgen en overmorgen en overovermorgen gesloten zou zijn. Buiten werd nog net niet gevochten om de schaarse mandjes, maar niemand hoefde buiten te blijven. Binnen sloot ik me aan in de lange rij voor de klantenservice, ik had alle tijd voor de vraag die mij bezighield. Frankrijk en Duitsland, las ik op mijn telefoon, daar verbouwen ze tarwe met een hoger eiwitgehalte, daar kun je brood van bakken, daar halen de Nederlandse meelfabrieken hun tarwe vandaan. Toch, las ik weer ergens anders, gaat ook van alle Europese graan het merendeel naar vee, zo’n zestig procent; slechts een kwart gaat direct naar menselijke consumptie. De rest belandde in biobrandstof en andere industriële toepassingen.
De rij schoot niet op. Boven de counter hing onduidelijkheid, zag ik, de mondkapjes, de spatschermen en de doofheid van sommige klanten hielpen niet mee, maar toen ik binnen gehoorafstand kwam, hoorde ik dat er een storing was, een storing in het systeem van de lotenverkoperij. Toen dat door de rij gonsde, loste die snel op. Ik vroeg om een bonuskaart, de medewerkster draaide zicht om naar een kast, greep in een doos en overhandigde me de kaart.
Weer thuis downloadde ik de app van de grootgrutter om de bonuskaart te koppelen. Allereerst was er een emailadres nodig waarvoor ik een slapende alias van R koos die hij nergens voor gebruikte, en verzon ik een wachtwoord. Dan de personalia. Was ik een man of een vrouw? Wat was mijn voornaam, mijn achternaam? Ik verzon er lustig op los. Als huisadres vulde ik de postcode en het huisnummer van de supermarkt in, dat lukte. Ik klikte op de pannenzegelactie. Daar was het immers allemaal om te doen. Er verscheen een lege kaart. De balk die vriend M me op zijn telefoon had laten zien en waarmee ik hem kon verzoeken om zijn pannenzegels zag ik niet. Misschien moest ik eerst één zegel zelf hebben gespaard.
Ik liet de zaak rusten, er was ook nog die andere kwestie. Meel: wat zat erin, waar kwam het vandaan? Broodsmakelijk.nl, ontdekte ik, was een uitstekende bron voor veel informatie. De mensen achter de site bleken regelmatig meel en bloem te testen en waren zeer te spreken over het biologische volkorenmeel van Lidl omdat de kiem niet uitgezeefd is, iets wat je alleen nog aantreft bij meel dat in traditionele molens tussen twee stenen wordt vermalen. Zo’n pak stond gewoon in mijn keukenkastje! Net als instant gist. Daarmee hoefde ik me over de ingrediënten voor mijn broodbakproject geen zorgen meer te maken.
Ik keek nog even op de grootgrutterapp op mijn telefoon. Nu verscheen de balk wel – geduld was voor veel dingen genoeg in het leven –, ik stuurde vriend M een verzoek om pannenzegels en binnen een seconde zag ik een volledig volgeplakte kaart op mijn telefoon verschijnen. Straks zou ik de gietijzerenpan gaan halen.