M die net is binnen komen hollen, haar bril nog beslagen van de overgang van het fietsen naar dit repetitielokaal, hoeft eigenlijk nooit het mondstuk van haar klarinet een stukje in of uit te doen als onze ensemble-docent een A op de piano aanslaat en zij haar stemtoon blaast. Ze is er gelukkig weer. Ze speelt goed, noten, tempo’s, ritmes, ik geloof niet dat ze er voor hoeft te oefenen. Ik geloof ook niet dat ze er tijd voor heeft. Ze heeft een meisje van een half jaar en ze is al weer een poosje aan het werk.
Eigenlijk zou ze als arts in opleiding gaan meedraaien in het revalidatiehotel dat naast een van de ziekenhuizen hier in de stad staat, maar alle 120 revalidatiebedden liggen vol met coronapatiënten, mensen die uit het ziekenhuis komen maar nog niet naar huis kunnen, of mensen die niet zo ziek zijn dat ze naar het ziekenhuis hoeven maar ook niet thuis kunnen blijven, bijvoorbeeld omdat de thuiszorg door corona veel minder komt.
‘Veel tachtigers,’ zegt M. Soms ook wel jonger, maar de grote groep zijn ouderen. Nee, geen demente ouderen, iedereen is aanspreekbaar. De patiënten vertellen haar dat ze echt heel voorzichtig zijn geweest, dat ze de kleinkinderen al een eeuwigheid niet gezien hebben, dat ze nergens meer kwamen en niemand meer ontvingen. Ja, hun kinderen, iemand moest toch voor de boodschappen zorgen, een badkamer schoonmaken, een maaltijd koken. En die kinderen brachten het virus binnen. Soms moet iemand toch terug naar het ziekenhuis, zegt M, maar zo’n ziekenhuisbed is praktisch onvindbaar.
Het is verschrikkelijk zwaar, dat pak, de hitte, de mondkap – al zit die van het ziekenhuis wel comfortabeler dan de dingen die wij dragen –, niet eten, niet drinken zolang de shift in dat pak duurt, de hele dag lenzen in omdat het met haar bril op geen doen. En dan zijn er de schrijnende verhalen: de oude man die vertelt dat zijn vrouw in een ziekenhuis in Tiel ligt; een vrouw die vertelt dat ze allebei ziek zijn geworden, zij en haar man, en dat haar man inmiddels is overleden.
Dat M er vanavond is om met ons El Choclo te spelen, de tango die onze docent speciaal voor onze instrumenten gearrangeerd heeft en die we voor de allereerste keer repeteren en letterlijk ‘de maiskolf’ betekent, komt omdat ze een weekje vrij heeft. Volgende week kan alles weer anders zijn.