Ja, die eerste keer vond ik het een machtig schouwspel: dat enorme beest in onze postzegeltuin aan de rand van de vijver met in zijn bek die machteloos spartelende kikker. Eten en gegeten worden, zo was de natuur. De tweede keer vond ik het al opdringerig, wreed, makkelijk. Ik zat gehurkt voor de oven om het blakeren van prei in de gaten te houden toen in mijn linkerooghoek de natuur weer op de postzegel landde. Ik dacht: kun je wel, met je anderhalve meter lange lijf bij deze rijk gedekte tafel, zonder uitnodiging. De reiger maakte het niks uit en viste zoals de natuur hem voorschreef. Eerder die dag had ik door mijn verrekijker op een van de eilandjes in de grote plas hier verderop een reiger hoog in een boom op een nest gespot. Ook daar moest vanavond eten op tafel komen. De kikker tussen de snavel was bijna net zo zwart als de prei in de oven en strekte zijn poten naar alle windrichtingen. Ik dacht aan de ten hemel geheven armen van Zadkines beeld De vernietigde stad. Eerst aten we die prei zonder de geblakerde buitenkant, echt heel lekker, met daarbij pastinaakfrietjes en falafelburgertjes. (Er waren preien, er was een recept van geblakerde prei, dat leek R ook wel wat. En wat er dan bij? Friet met mayonaise en een hamburger, riep R. Oké, zei ik, en ik dacht aan de pastinaken die deze week ook in het groentekrat zaten, daar waren frietjes van te maken en dan hadden we ook nog van die falafeldingetjes zo groot als minihamburgertjes, en mayonaise was er ook nog, en nu ik dit stukje typ ben ik blij dat we niet meer naar de winkel zijn gegaan voor hamburgers van koeienbillen, want dan was dit toch een heel ander stukje geworden). Na het eten trok ik mijn laarzen aan en haalde het groene net van het grote bloemperk. Dat lag daar om de zwartwitte achterbuurkat te verhinderen nog langer die plek als toilet te gebruiken. Het net is rechthoekig en dat is de vijver ook, met in het midden een platte loopbrug. Links en rechts is de vijver beschermd door het opstaande hout van twee verhoogde bloemperken. Ik spreidde het net over de vijver. Met twee latten die waren achtergebleven na een eerdere klus verankerde ik het net op de brug. Vervolgens haalde ik uit de ruimte onder het terras zes stenen: overgebleven na de aanleg van het pad in de voortuin. Ik pakte het net links van de brug uit het water en trok het omhoog tot over de houten rand van het bloemperk. Op regelmatige afstand legde ik drie stenen op het net op de rand en zorgde dat het goed gespannen was. Aan de andere kant deed ik hetzelfde. Het net leek nu op een vogel met uitslaande vleugels. We konden nog gewoon over de brug lopen zonder te struikelen over een net, terwijl er ook ruimte tussen net en water was waardoor de kikkers in en uit de vijver konden. Ik vroeg me af of het net de reiger zou afschrikken. Op internet las ik dat reigers hun prooi door het net heen doden al krijgen ze die dan niet mee. Wat wel hielp was de randen van de vijver afschermen met potten bijvoorbeeld. De rijk gedekte tafel blijft, maar niemand kan erbij. Ik schoof alle potten naar de vijverrand, maar wel zo dat de kikkers er tussendoor konden. ’s Nachts hoorde ik hun zachte lokroepgebrom. Het zijn trouwens bruine kikkers. Waren het groene die veel harder schijnen te roepen, dan zou dit misschien een ander verhaaltje zijn geworden.