Het is al half zeven als de bel gaat. Het zijn de mannen van het transportbedrijf die een nieuw slaapbankonderstel komen brengen en het eerder gebrachte, maar hier en daar beschadigde, zullen meenemen. Ik zeg dat ik het niet helemaal plat in de doos heb gekregen omdat het ook niet helemaal op de Ikea-manier in de doos zat. ‘Och mevrouw,’ zegt de langste, ‘u moest eens weten hoeveel mensen niet eens de moeite nemen om het half in elkaar gezette meubel uit elkaar te halen en terug in de doos te stoppen.’ Zover was ik niet gekomen. Ik zag krasjes op de wielen, een plekje op het buisframe zonder lak, zwarte vlekken op de witte voetjes. Toen ben ik gaan bellen en was de omruiling vlot geregeld. Ik ben hun laatste adres vandaag. Zo-even waren ze nog in een klooster in Den Bosch. Omdat er bij het opnemen van de bestelling alleen wordt gevraagd hoe ver de voordeur van de straat is, en op welke verdieping het binnen moet worden neergezet, en niet: hoe ver er binnen nog gelopen moet worden, hadden ze dus net met heel erg veel kilo’s door meterslange gangen en nog meer gangen lopen sjouwen. ‘Als we dat hadden geweten hadden we wel een karretje meegenomen.’ Dat hoor ik vaker. Waarom hebben ervaren mensen niet standaard alles bij zich? Ze rijden alleen voor Ikea, alle dagen, vaak tien tot twaalf uur per dag. De ene woont om de hoek, de ander in Moordrecht. Ze zullen snel aan de warme maaltijd zitten, denken ze. Ik wens ze alvast smakelijk eten, loop terug naar de keuken en ga verder met de spitskoolroerbak. Alleen de mango en taugé moeten er nog bij en dan alles nog even goed doorwarmen.