De coördinator op de school van Z zei: er zijn mensen die de halve wereld over reizen om andere culturen te ontdekken. Zij hoefde nergens heen, op deze school trokken alle culturen aan haar voorbij, ze kon geen mooiere baan bedenken. Ik snapte haar.
Ik bleek vroeger iedere dag langs het geboortehuis van haar man gefietst te hebben. Sterker nog: ik kon de naam van zijn broer die iedere dag op hetzelfde tijdstip heel hard bij ons over de dijk fietste en daarbij met veel geluid in- en uitademde zo oplepelen. Ze kende mijn achternaam in combinatie met een boerderij waar haar man als kind speelde. Gelet op de leeftijd van haar man vermoedde ik dat het om de boerderij van mijn oom en tante een dorp verderop ging. Met oudere nichten en neven. Dat bleek te kloppen. We zagen elkaar vandaag weer. Ze had navraag gedaan. Ja, haar man speelde op die andere boerderij. Maar een jongere zus kende onze boerderij wel degelijk. Ik deed ook navraag. ‘Ja,’ schreef mijn een na oudste zus, ‘rood haar, lekker anders.’ Mijn oudste zus herinnerde zich alleen die hardfietsende broer: ‘Op de schommel en op de fiets.’ Ja, er stond een hoge schommel midden in de tuin, nu zag ik ‘m ook weer.