Ik was in Little Italy. Little Italy was een tijdcapsule die me veertig jaar terugschoot. De mandjes waren van roestig draadstaal, om het hengsel zat rood plastic. Op de potjes en flessen en doosjes zaten kleine witte prijsstickers die moeilijk loslieten. Ze verkochten hier echte mozzarella, niet dat plastic nepspul dat voor 49 cent in de schappen van de grote supermarkten ligt. De grote Italiaan achter de kassa kende alle prijzen uit zijn hoofd, tikte de cijfers in op de kassa en zette de blikjes en potjes en breekbare waar geordend in mijn tas. Hier geen geblieb. Ooit had ik ook alle prijzen van de drankjes en taartjes en broodjes en warme maaltijden in het V&D restaurant uit mijn hoofd gekend. Dan begon ik al met aanslaan als de mensen nog aan kwamen lopen en zei ik de totaalprijs als ze het blad naast me neerzetten. Het geratel van de kassabon was muziek. Op de bon was alles ‘Levensmiddelen’. Heel vroeger stond er helemaal niks voor, of alleen een productcode, dan was de bon een lange reeks cijfers onder elkaar. Mijn moeder noteerde thuis bij ieder getal op de bon wat het was geweest: melk, kaakjes enzovoorts. Eigenlijk was ze haar tijd ver vooruit. Nu zien alle bonnen er zo uit. Alleen kijken we er niet meer naar.