Ik was blij dat ik de knopen aan mijn jas had gezet en een muts had meegenomen. Er was ook nog kans op regen, twintig procent volgens een weersite, maar daar bleef het bij, bij een kans. Een kans op winnen betekent ook meestal verlies. Ik nam de D, stapte uit bij een tempel, een kathedraal, een kerk, een betonnen gevaarte waar het geloof in winnen stevig werd beleden. De spelers werkten een half jaar lang zeven dagen per week, met hooguit twee vrije dagen per maand. En dan was het seizoen weer voorbij. Het ging om leiderschap, zei Victor, de jonge, mooie fan en vrijwilliger, die er ook niks aan kon doen dat het vandaag koud was, maar hij kon wel zorgen voor een onvergetelijke rondleiding. Je hoefde niet per se de sterren van de hemel te kunnen spelen, gewoon heel goed zijn was ook voldoende om de leider te kunnen zijn, een natuurlijk leider die het team meenam in de wil tot winnen, in de wil tot afzien, in de wil tot doorgaan, no matter what. Victor liet ons de locker zien van een sterspeler die in 1979 bij een vliegtuigongeluk om het leven was gekomen, alles was nog zoals hij het voor die ongelukkige vliegreis had achtergelaten. Ik zag een shirt aan een knaapje boven een bank tussen twee gemetselde muren achter een glasplaat. Een reliek in een schrijn. Een slim jochie vroeg of echt niemand de spullen ooit meer had aangeraakt. Victor antwoordde bevestigend. Maar hoe was dat dan gegaan, vroeg het jochie, bij de verhuizing van het oude naar het nieuwe stadion? We mochten ook nog even in dug out, van de thuisclub uiteraard.