Ik zei tegen mijn broer dat ik moest rennen voor de trein. Hij dacht dat ik hem ging missen, maar ik zei dat het was omdat ik helemaal voorin wilde zitten omdat daar veel plaats was. Je kunt toch door de trein heen lopen, zei hij. Dat vond ik een scherpe opmerking voor iemand die nooit in de trein zit. Op het balkon was niemand en daar maakte ik het telefoongesprek af met mijn broer die zeventig kilometer verderop in de cabine van zijn trekker schuilde voor de eerste echte herfstregen. Daarna stapte ik de coupé in en op al die plekken die leeg leken zat een kind. Herfstvakantie. Een paar weken per jaar kwam je ze tegen buiten hun bewaarscholen.