Parade

paradeIk zat in een zeecontainer. Shanti zei dat er sinaasappelen in hadden gezeten, of schoenen, of Chinezen. Op zo’n containerschip met zijn honderden lijken die containers best groot, maar van binnen viel het reuze mee. Shanti zei dat er neusmensen waren, ze helde haar bovenlijf en hoofd naar voren, die hingen nu al een beetje in de toekomst, zei ze, en rugmensen. In de zweefmolen zat een meisje van een jaar of dertien met op haar t-shirt Punk is not dead. Ik had de shirts bij de Sting gezien voor vijf euro. De man die de stoeltjes even vasthield om de zweef nog heftiger te maken was dezelfde als vorig jaar en voorvorig jaar en vijf jaar geleden. Op het houten schild boven het bak-ze-lekker-zelf-poffertjespaleis stond Amsterdam – Berlijn – New York – Ouagadougou – Noordlaren. Tussen zes en acht waren er nauwelijks voorstellingen, ook de acteurs zaten in de grote theatertent, net als de bezoekers en de vrijwilligers, velen met een bord op schoot, op de trappen, de houten banken, te kijken naar het grote scherm. Ik leunde tegen  een steigerpijp, op de trap aan de zijkant. Het publiek was even spannend om naar te kijken als het scherm. Tijdens de tweede helft keken we in een andere tent naar Vincent van Gogh en Edward Munch die met weemoed terugkijken op hun leven. Een dame van lichte zede voor wie Van Gogh te weinig geld heeft, pikte R uit om te dansen. Weer buiten keek ik tussen schouders en hoofden door de grote theatertent in: we stonden achter. We haalden koffie en thee en toen sprong het groepje dat bij de oude snoepkar radio luisterde op en begon te dansen en een fractie later pas ontplofte de grote theatertent. Dat wordt verlengen, zei de man die een espresso bestelde. Bij de tent waar Jesus is my homeboy zou beginnen, was alleen een vrijwilliger die vertelde dat hij voor elf dagen werken 275 euro kreeg en eten en drinken en toegang tot alle voorstellingen. Toen ontplofte de grote tent nog een keer, een vrouw rende langs en riep: het is nu 2-1 en toen was er nog een keer gejuich en stroomde de grote tent leeg en ook de acteurs kwamen haastig aangerend. Maar het hinderde hun spel niet. Judas weigert Jezus een kus te geven. Hij zegt: ik weet wat er van komt, dat wil ik helemaal niet. Dan leggen ze het voor aan het publiek. Wie wil dat Jezus blijft leven, moet gaan staan, wie voor de grande finale gaat, kan blijven zitten. Niemand stond op. Vanaf de straten zwol het getoeter aan.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.