Zon

object944_1Ik at tien aardbeien en dronk een beker thee. Meer kon er niet in. Het was half negen en al 21 graden. Buiten was het doodstil. Misschien stonden mensen alleen vroeg op voor hun baas en niet voor zichzelf. Ik rende langs het water naar de Prinses Irenebrug waar een heel goed restaurant zit. Het heet De Prins. Tegenover nummer 410, aan de andere kant van het water, ontdekte ik een trapgevel. Ik was er al minstens twintig keer langs gerend. Ook ontdekte ik dat de paarden, die anderhalve maand geleden nog een dekje om hadden, met hun kont naar de brandende zon grazen. En dat mannen die in groepjes fietsen dat graag als peperbus doen. Ik las op borsten, ruggen en dijen: Saxobank, Evides, Van Vliet Grondverzet, Sacu containers Kouderkerk a/d IJssel. Een enkeling had het oranje tricot van de nationale bank aangedurfd. Het oogde flets. Nergens nog het groen van Belkin. Zelf droeg ik een wegwerkersoranje shirt. Het deed pijn aan mijn ogen. Gelukkig hoefde ik er zelf niet naar te kijken. Net voorbij De Prins staat een klein verzorgingshuis met de allure van een luxe herenhuis. Het terras met lekkere stoelen en grote parasols en zicht op het water ziet er uitnodigend uit, maar ik heb er nog nooit een bejaarde gezien. Op het water overlegden De laatste nimf en De Plu, ieder gevuld met twee mannen met peddels, hoe ver ze zouden gaan. De Plu had het warm, maar De laatste nimf vond dat ze minstens tot de molengang moesten wilden ze een beetje serieus aan de wedstrijd kunnen meedoen. Na een goed half uur voelde ik een lichte misselijkheid in mijn maag en dacht aan de Tour waar ik renners had zien afhaken en mannen hoorden verklaren dat dat was omdat ze te weinig hadden gegeten. Ik wandelde een kwartiertje. Een man in groen-wit-rood met Bertolli-logo op zijn borst en rug hijgde aan de staart van een wielergroepje. Ik vroeg me af hoe je aan zo’n shirt kwam. Misschien bij aankoop van dertig liter pastasaus. De man leek me een pastaliefhebber. Een vader vroeg in de deuropening aan het joch dat met een knalgele kraanwagen in de weer was: ‘Wil je een banaan dan?’ Bijna had ik ‘ja’ geroepen. De laatste twintig minuten rende ik weer. Bij café Oud Verlaat hadden ze tomatensoep en uiensoep. Op de steiger voor het café was het druk met aanleggende kano’s. De molengang lag zeker vijf kilometer verderop. In de tuin wisselde vadermerel moedermerel af op het nest. Na een halve minuut ging hij er vandoor. Na nog een halve minuut kwam hij weer terug met een worm in zijn bek.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.