Tram

object1255_1In tram 12 naar Hollands Spoor stond een meisje met een geel hesje van de Dierenbescherming over haar bruine jas met bontkraag tegen het hokje van de trambestuurder geleund. Het was de beste plek om de verlichte straten in te kijken. Er konden relaties van komen, wist ik van mijn buurvrouw die een dochter had. Er gebeurde iets waarover het meisje en de trambestuurder hard moesten lachen. Het meisje wees en sprak opgewonden. Ze had veel ringen aan haar vingers en zwarte lak op haar nagels. Op de wand achter de trambestuurder zaten zwarte plakletters: ‘voor de streep geen staanplaatsen’ en ‘niet spreken met de bestuurder tijdens de rit’. De tekst was niet veranderd sinds ik ‘m voor het eerst vijfendertig jaar geleden had gelezen in de bus die onze klas naar schoolzwemmen bracht. Het gaf iets vertrouwds al had ik geen goede herinneringen aan die zwembus. Bij de Weimarstraat stapte een stelletje kussend in terwijl ze incheckten. Ik hoorde twee piepjes. Een hoogleraar uit Eindhoven had mij vorig jaar uitgelegd dat jonge mensen dat konden omdat er in hun box niet zoals bij mij een beer en een bal hadden gelegen, maar een complete speelgoedwinkel. Daardoor hadden ze meer verbindingen in hun hersenen. Bij het Paul Krugerplein stapte het stelletje via de voorste deur, waar boven stond ‘geen uitgang’, uit. ‘Goedenavond’ zeiden ze tegen de trambestuurder terwijl ze uitcheckten en uitstapten zonder hun tassen te vergeten en de verstrengeling van hun vingers te verbreken. ‘Goedenavond‘ zei de trambestuurder, ‘goedenavond’ zei het meisje van de Dierenbescherming. Ik was net begonnen in Paul Austers New York Trilogy en al op de derde bladzijde liep ik zelf over de New Yorkse straten en doorkruiste ik in een eidooiergele taxi Central Park om van west naar oost te komen. Ik moest onder de knie krijgen hoe een schrijver dat deed. Toen ik weer opkeek, omdat ik niet echt in New York was, maar gewoon in Den Haag, had het meisje van de Dierenbescherming haar gele hesje uitgedaan. Nu was ze gewoon een meisje in een eekhoornbruine winterjas op een verboden plek in de tram. Bij de Jacob Catsstraat stapte ze uit. ‘Doei,’ riep ze en ze zwaaide uitbundig. ‘Doei,’ zei de trambestuurder en klinkelde een paar keer extra bij het wegrijden van de halte. Bij Hollands Spoor nam ik de voorste deur die geen uitgang was en zei ‘dag.’ ‘Dag,’ zei de trambestuurder. Hij klinkelde een keer.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.