Ter voorbereiding op een langdurig verblijf op de snelweg had sociaal filosoof Bram Esser een maand in een buitenwijk gewoond, vertelde hij in het radioprogramma Casa Luna. Hij had een labrador geleend, cursussen in het wijkcentrum gevolgd en vakken gevuld in de supermarkt.
Mensen maken vaker een praatje met het supermarktpersoneel dan met hun buren, stelde hij als opmerkelijke uitkomst van zijn veldwerk vast.
Als bewoner van een pre-Vinex-buitenwijk vroeg ik mij af wat daar opmerkelijk aan is. Dagelijks zeg ik ‘Hallo – Natuurlijk zet ik dat bordje ‘Deze kassa gaat sluiten’ even voor u op de band – Dat is een avocado – Nee hoor, dank u – Nee, hoor, dank u – Nee hoor, die spaar ik ook niet – Oh, ging er iets mis met de pincode? – Fijne avond – Tot ziens’ tegen de mooie meiden die vanaf vijf uur ‘s middags de kassastoelen overnemen van hun moeders.
De vrouw die ik regelmatig de voordeur naast mij zie in- en uitgaan, loop ik hooguit een keer per maand tegen het lijf.
Op naar de oude baas van in de negentig.
‘Mijn buurman van vroeger?’ schreeuwt hij. ‘Een klaploper was het.’
‘En aan de andere kant?’ probeer ik.
‘Die waren van geen enkele kerk.’
Mijn buurvrouw is geen klaploper.
Maar brood verkopen doet ze ook niet.
Supermarkt
Voeg toe aan je favorieten: Permalink.